fbpx
Posts By :

Jérémie

Hotel Solidair: het belang om verder te zetten 661 1024 L'Ilot

Hotel Solidair: het belang om verder te zetten

 

Uitzonderlijke situaties vergen uitzonderlijke maatregelen. Het project Hotel Solidair werd enkele weken na de start van de eerste lockdown opgestart. De nieuwe corona-maatregelen gingen voor de daklozen immers tot nieuwe moeilijkheden leiden. Dit project was iets totaal nieuw en ongezien. Bij aanvang was het project opgevat als een noodoplossing, maar het werd al een aantal keren verlengd. Daarbij hebben we gemerkt dat deze vernieuwende, intersectorale methode een aantal voordelen heeft en dat bepaalde mensen die zo onderdak krijgen, wegkomen uit de dakloosheid dankzij een begeleiding die inzet op blijvende oplossingen.

Een gesprek met Esther Jakober, projectverantwoordelijke van de cel Woningzoeker en –creator (cel WZC) en met Sarah Goffin, coördinator van de projecten Hotel & Uitweg.

Hoe is het verhaal van Hotel Solidair gestart?

Esther Jakober: Eind maart, begin april 2020 begon ‘t Eilandje hotels te prospecteren. Na veel zoekwerk vonden we een eerste hotel in het stadscentrum. Op papier hadden we een ideale werking uitgetekend, maar omdat dit een primeur was binnen zijn genre werd het concept steeds verder op punt gesteld naarmate het project telkens verlengd werd. Het gegeven dat we afhankelijk waren van verlengingen, heeft het er ook niet gemakkelijker op gemaakt. We hadden geen enkele zekerheid hoelang het project zou duren, en hebben dus medewerkers voor korte termijnen moeten aanwerven. Die onzekerheid maakte dus dat er een groot personeelsverloop was. Vanaf september 2020 kregen we enige stabiliteit dankzij het vooruitzicht dat we het project in een ander hotel konden verderzetten en dat het project tot juni 2021 zou worden verlengd. Op die manier hebben we een stevigere structuur kunnen opzetten, zoals sociale coördinatie ter plaatse. Dankzij die coördinatie hebben we de begeleiding beter kunnen structureren.

Sarah Goffin: Ik ben zelf in het project ingestapt toen het zich aan het ‘zetten’ was, doordat er een hotel mee instapte dat zich qua infrastructuur beter leent voor die nieuwe soort noodopvang. De gemeenschappelijke delen zijn aangenaam, veel groter en je kan er veel organiseren.

EJ: In volle corona-crisis moesten we hals over kop oplossingen bedenken. En vinden. Het is echter belangrijk om eventjes stil te staan om een dergelijk project op te zetten, een goede locatie te vinden, de onderhandelingen op te starten, enz.

Was de hotelsector vragende partij voor dergelijke projecten?

EJ: Aanvankelijk was het zeker niet evident, want niemand dacht dat de situatie zo lang zou aanslepen. De hotels waren dus niet noodzakelijk enthousiast bij het idee om onze mensen op te vangen. We hebben enkele hoteluitbaters gepolst, tot we een eerste hotel hadden dat meteen interesse had.

Groeide hun interesse naarmate de maatregelen werden verlengd?

EJ: Later hebben hoteluitbaters ons hun etablissement spontaan aangeboden. We hebben niet kunnen ingaan op hun vraag, want het opzetten van een opvang voor onze doelgroep in een hotel vereist niet enkel de financiering, maar ook een behoorlijke organisatie qua infrastructuur, logistiek, begeleiding en we vonden het ook niet redelijk om tegelijkertijd met hotel Belvue, nog een ander project van die omvang op te starten.

Wat is specifiek voor de begeleiding van mensen in een hotel?

SG: Van bij de start was het project Hotel Solidair een partnerschap tussen drie verenigingen: ‘T Eilandje Diogenes en Doucheflux. De gebruikers van het hotel zijn mensen die door deze drie diensten zijn doorverwezen. We wilden van bij de start dat het hotel gratis en volledig toegankelijk zou zijn, zodat er diverse profielen van begeleide mensen terecht konden. De kamers zijn individueel en het gemeenschapsaspect zit in de maaltijden en het gebruik van de gemeenschappelijke delen. We geven aan de hotelgasten een grote onafhankelijkheid, wat anders is dan in een opvanghuis waar we een minimum aan “samen-leven” vragen. Dat is waarschijnlijk ook waarom bepaalde profielen eerder naar het hotel dan naar de opvanghuizen wordt verwezen.

Welke elementen van dit project zouden jullie willen behouden?

EJ: het project Hotel heeft een hoge kost (maar niet noodzakelijk veel hoger dan een opvanghuis) maar dit model biedt veel voordelen: er is privacy, dankzij de individuele kamers (in tegenstelling tot noodoplossingen die vaak slaapzalen aanbieden), het biedt veiligheid, en het is gratis (zodat we er ook mensen zonder enig inkomen kunnen opvangen).

Zien jullie het Hotel als een vervanging voor de noodopvang op lange termijn?

EJ: Ik zou eerder denken aan een wijziging van de noodopvang: plaatsen in de noodopvang die gezelliger zijn en een sterkere begeleiding bieden. Dat hoeft niet noodzakelijk de luxe van een hotel te hebben. Ik denk niet dat de begeleide mensen daar vragende partij voor zijn: een badkamer, een bed, een televisie en zo, dat volstaat. Het is een gelegenheid om vragen te stellen bij de noodopvang.

SG: Hier hebben we een begeleiding die 7d/7, 24u/24 aanwezig is. Dat geeft een ontzettend verschil naar mankracht die je moet kunnen inzetten, maar ook naar de begeleiding die je de mensen biedt. Het is een echte meerwaarde als je dat kan bieden.

Een manier voor de teams om in contact te komen met profielen die soms onder de radar blijven?

EJ: Zo hebben we mensen die nergens anders wilden binnengaan, kunnen overtuigen om te komen. De context heeft hen gemotiveerd, omdat iedereen zijn eigen kamer, zijn vrijheid heeft. Zo hebben we zelfs contact met mensen die totaal niet wilden weten van verblijf, onderdak, opvanghuis, enz.

SG: … en hebben we mensen die al jaren op straat wonen en voor wie verblijf geen optie was, toch onderdak kunnen krijgen Dat was echt mogelijk dankzij de privacy en de zelfstandigheid. Dat ze op dezelfde plaats aanwezig waren, heeft ook alle andere stappen die nog moeten worden gezet in een stroomversnelling gebracht, zoals de medische opvolging, het feit dat ze opnieuw naar een arts gaan, maar ook alle administratieve stappen die werden gezet.

EJ: Het is ook omdat het project een tijd heeft geduurd, dat we die stappen gestructureerd hebben kunnen zetten.

In de loop van 2020 werden 44 mensen in het kader van Hotel Solidair opgevangen. Zes daarvan hebben een definitieve woning gevonden en hun situatie in nu stabiel. De moeilijkheid van een dergelijk project ligt met name in het feit dat de dossiers van de opgevolgde mensen complex zijn, soms zelfs zo complex dat ze niet te ontwarren zijn.

Dagopvangcentrum: terugblik op een aanpassing op lange termijn 1000 762 L'Ilot

Dagopvangcentrum: terugblik op een aanpassing op lange termijn

 

Wie onzichtbaar was, werd in 2020 zichtbaar. Toen alle terrassen en de wandelaars van het Sint-Gillisvoorplein in Brussel weg waren, bleef enkel de lange rij wachtenden aan het sociaal restaurant van ‘t Eilandje over.  Het team van ‘t Eilandje heeft getoond dat het zich steeds opnieuw kon aanpassen om het hoofd te bieden aan deze ongeziene situatie.

Een gesprek met Philip de Buck, directeur van het dagopvangcentrum van ‘t Eilandje, en Kasole, vrijwilliger in het dagopvangcentrum.

Hoe lang heb je nodig gehad om te reageren toen de eerste lockdown werd aangekondigd? 

Philip De Buck: Een dag.

Kasole: We waren wat verrast.

PDB: We hebben de deur van de ene dag op de andere gesloten en hebben meteen alles herbekeken. We hebben aan een nieuwe werkwijze opgezet, en dat betekende dat we in eerste instantie enkel maaltijden bedeelden aan de deur. Het maatschappelijk werk hebben we wel volledig moeten stopzetten. Twee weken na het begin van de lockdown en van de maaltijdbedeling aan de deur, hebben we bij de gemeente en het OCMW aan de alarmbel getrokken, en die hebben straathoekwerkers gestuurd. We probeerden zo goed en zo kwaad als het ging om maatschappelijk werk te doen, maar het was schier onmogelijk: er was geen telefoon meer, alle sociale diensten en het OCMW waren gesloten ... We zijn van 45 maaltijden per dag naar 100 en soms zelfs naar 200 gegaan voor een groep die we niet op dezelfde manier kunnen identificeren als nu. Normaal gezien komen mensen naar het onthaal waar ze hun lidkaart tonen. Dan weten we dat ze dakloos zijn en aan de voorwaarden voldoen om van ons centrum gebruik te maken. Dat ging niet meer: we kregen mensen aan de deur die ons zeiden dat ze in de ellende zaten en de rijen werden steeds langer. Kasole was de eerste die de bekende anti-corona outfit heeft aangetrokken.

Hoe hebt u de bedelingen georganiseerd?

K: Met take-out formules moesten we alles in zakken stoppen: soep, dessert, voorgerecht, ... En de hele installatie buiten moest opgesteld worden. En enkel tegen de middag, wanneer we met de bedeling begonnen, moesten we klaar staan, om de mensen te vragen hun handen te ontsmetten en de hygiëneregels na te leven en om met het team het goede verloop van de verdeling op te volgen.

Van de ene dag op de andere hadden jullie geen moment meer om tijd door te brengen met de gebruikers. Hebben jullie specifieke moeilijkheden ervaren?

K: Er waren veel mensen die we niet kenden. Er soms was er ook de taalbarrière, en dan was het moeilijk om met die mensen te spreken. Soms liep de spanning op omdat mensen in de rij honger hadden. Dat maakte het moeilijk om zo’n groep te sturen.

PDB: Bij de aankondiging van de eerste lockdown moet je beseffen dat ervoor de daklozen ook geen horeca meer open is waar ze naar het toilet kunnen gaan, dat ze niet meer konden bedelen op straat, er werd zelfs gesproken op het schrappen van alle cash geld. De mensen konden ook niet meer zomaar in een park gaan zitten, en men vroeg hen om ‘thuis te blijven’. Men had totaal niet aan hen gedacht. Er was een ontzettend gevoel van paniek en verlatenheid. Dat hebben we heel sterk gevoeld. Dat had ook een weerslag op het team. Kasole kan daarvan meespreken; hij heeft meteen de handen uit de mouwen gestoken, gelukkig maar! Soms kwamen we met 3 of 4 samen om het centrum draaiende te houden; dat was intens. We hebben een hele werkwijze moeten opstellen. Na een week hebben we een werkwijze uitgeschreven, maar die zijn we voortdurend blijven aanpassen. Ik denk dat de werkwijze op een jaar tijd wel drie keer ingrijpend is omgegooid voor de hele structuur. De kleine ingrepen bij de eerste etappe waren dat we het eten buiten uitdeelden, dat er dranghekken, grondmarkeringen en een installatie stonden om buiten zijn handen te kunnen wassen. Sommige mensen hadden zelfs geen water meer om zich te wassen.

Hebben veel nieuwe mensen zich aangemeld voor de voedselbedelingen?

K: De mensen mochten niet meer in het dagopvangcentrum binnen, dus verliep alles buiten. We hebben mensen gezien die inderdaad niet tot ons gebruikelijke publiek behoren. Van bij de start beseften we dat de gebruikelijke aantallen maaltijden duidelijk niet volstonden.

PDB: De voorwaarden om van het Dagopvangcentrum gebruik te maken stellen dat iemand dakloos moet zijn. Om dat na te kijken, moeten we kijken met wie we te maken hebben, en daarvoor hebben we aan de ingang een onthaal waar mensen zich inschrijven en een lidkaart krijgen die vermeldt dat ze aan de toelatingsvoorwaarden voldoen. Als er geen onthaal meer is en alles op straat gebeurt, weten we niet met wie we te maken hebben. We gaan ook geen triage houden op straat. De sfeer was behoorlijk gespannen. We hebben het aantal maaltijden opgetrokken. Op een bepaald moment maakten we er 120 en hielden we een beetje opzij, en wanneer iedereen weg was, deelden we dat uit aan wie nog niets had gekregen. Elke dag deelden we 80 broodjes meer uit voor ‘s avonds. Op en bepaald moment was er geen andere mogelijkheid om aan eten te raken: andere diensten zijn pas weken later weer opgestart. Er waren her en der ook veel burgerinitiatieven, restauranthouders die zijn beginnen koken voor mensen op straat.

K: We konden de mensen niet aan hun lot overlaten.

PDB: De statistieken tonen niet wanneer de meeste mensen komen, wanneer de vraag het grootst is. We hebben de omvang van het werk niet kunnen meten omdat de mensen niet via het onthaal gingen. Waarschijnlijk hebben we mensen gezien die niet dakloos waren, maar die plots geen job, geen cent meer hadden. Sommigen zijn niet altijd niet van die klap bekomen. De laatste telling toont een stijging van het aantal daklozen in Brussel. We hebben, met name in samenwerking met de hotels, de capaciteit kunnen optrekken om meer daklozen op te vangen, maar het aantal mensen op straat daalt niet, dus is er een probleem.

Heeft iedereen zich moeten aanpassen?

PDB: Voor het team maatschappelijk werkers was dit het moeilijkste. Meestal gebeurt het maatschappelijk werk in een kantoor, je bent met mensen bezig, je probeert dossier in orde te krijgen, maar het OCMW, de gemeentediensten, de banken etc, opeens is alles dicht, je krijgt niets meer op orde. Het enige waar we mee bezig konden zijn, dat waren de eerstelijnsdiensten. Het team maatschappelijk werkers werd daar ingezet en sommige hadden zich hun werk nooit zo voorgesteld, en waren ietwat ontmoedigd, en daar komt bij de situatie op zich tot heel veel rust en angst heeft geleid. Uiteindelijk put deze crisis ons onvermijdelijk uit. Onze gebruikers hadden minder schrik van Corona dan de teams.

Hoe komt dat?

K: Op een dag werd een van de gebruikers geïnterviewd in de media en die zei: “ik kan kiezen: sterven van de honger of sterven aan Corona”. Deze zin vat het eigenlijk heel goed samen. Schrik is niet echt nieuw voor onze gebruikers. De mensen die via het Dagopvangcentrum passeren kunnen zeer goed relativeren en ze zeggen bij zichzelf dat ze moeten overleden, zo goed en zo kwaad als het gaat. Zolang men zocht naar vaccins kon men persoonlijk immers niets anders doen dan afwachten.  Voor degenen die al een probleem hadden voor het virus erbij kwam, was het in de eerste plaats kwestie van het eerste probleem proberen op te lossen voor ze zich zorgen maken om het tweede.

Hoe hebt u de teams vrijwilligers beheerd? Hebt u veel aanbiedingen gekregen?

PDB: Aanvankelijk hadden we een dertigtal vrijwilligers, in de wereld pre-corona. We hebben er maar één of twee behouden. We hebben aan de vrijwilligers moeten vragen om niet te komen. En er zijn altijd mensen die aanbieden om als vrijwilliger te komen helpen, maar we hebben die niet kunnen aannemen. In de eerste golf, nu is het veel minder aanwezig, was er een golf van solidariteit, de mensen willen meteen iets doen. We krijgen telefoontjes, giften, mensen wilden echt iets doen.

K: Er waren ook gewoon mensen die voorbij het Centrum kwamen, niet wisten was het was en die informatie kwamen vragen. Wanneer we het hen uitlegden, wandelden ze een blokje om en kwamen ze terug met een zakje voedingswaren omdat ze hadden gezien dat we iets te kort hadden. Dat was van ganser harte. Op een bepaald moment was die file mensen het enige wat er op straat te zien was. Het hele voorplein was leeg.

Hoe is de situatie geëvolueerd?

PDB: Tijdens die drie maanden hebben we de hygiëne- en controlemaatregelen aangescherpt, we hebben bepaalde maatregelen versoepeld maar we droegen overalls. Na de tweede lockdown hebben we gevochten om open te mogen blijven, en we hebben een als afwijking bekomen dat er 10 mensen tegelijk binnen en 3 in het salon mochten zijn.  Een jaar na het begin van de eerste lockdown, zitten we vast in dat ritme. Maar aangezien we de maaltijden in shiften organiseren, ontstaat er heel natuurlijk een doorschuifsysteem en kunnen we op een dag tijd heel wat mensen ontvangen.

Werd er meer voedsel ingezameld?

PDB: Dat is ontploft! Kort voor de corona-crisis hadden we een nieuwe bron voor de voedselinzameling. Met de stijging van het aantal bezoekers hebben we ingezien hoé ernstig de situatie was en hebben we alles in het werk gesteld om nieuwe bronnen te vinden. Door de solidariteit zijn we momenteel onafhankelijker, het gebeurt dat we soms maar heel weinig moeten aankopen voor het dagcentrum, de andere huizen geven minder uit aan voedingswaren, en zo zijn we in het LOCO-project kunnen stappen, een project voor collaboratieve logistiek waar ik sterk in geloof. We zijn een van de grootste organisatie geworden, en dankzij onze voedselinzameling kunnen we 5 of 6 andere organisaties bevoorraden. Nu kunnen wij geven, maar als er op een bepaald moment te weinig is, zal er een wederkerigheid ontstaan.

Welke indruk heeft deze periode op u achtergelaten? 

K: Ik heb persoonlijk echt beseft dat de daklozen echt vergeten konden worden als we niet genoeg over hun situatie spreken. Zo zou ik 2020 samenvatten. Namelijk als we niet voldoende communiceren over wat die mensen daar doormaken en meemaken, dan gaat men - zodra er iets verandert zoals dat het geval was met de corona-crisis - hen vergeten totdat de mensen spreken over hen en over het werk dat verricht is om hen te helpen.

Sinds oktober 2020 vangt het Dagopvangcentrum 10 personen tegelijkertijd per dienst ontvangen. Het doorschuiven blijft belangrijk; het is ook een manier voor onze teams om te zorgen dat elke dag opnieuw zo veel mogelijk mensen gebruik kunnen maken van onze diensten. Op jaarbasis mogen we fier melden dat de voedselinzameling met 50% gestegen is tegenover 2019, namelijk 150 ton. Het volume van de voedselinzameling blijft op het niveau dat we tijdens de eerste lockdown hadden, waardoor we de meeste maaltijden van ‘t Eilandje kunnen bereiden en kunnen blijven doorgeven aan andere organisaties.

De Kart #1 Marie’s verhaal 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 Marie’s verhaal

De Kart #1 de hoognodige kruisbestuiving tussen de strijd tegen dakloosheid en de strijd voor feminisme 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 de hoognodige kruisbestuiving tussen de strijd tegen dakloosheid en de strijd voor feminisme

Een dubbelinterview met Ariane Dierickx (‘t Eilandje) en Valérie Lootvoet (Université des femmes)

Precaire situaties en onzekerheid zijn constanten in het traject van vrouwen die op straat wonen of in slechte woningen belanden. Die vrouwen begeleiden vereist dus dat we de vinger leggen op de diverse discriminaties die het leven van vrouwen kenmerken, vanaf hun kindertijd. Anders biedt de begeleiding beperkte antwoorden voor de vrouwen, of leidt het zelfs naar nieuw geweld. Een dubbelinterview over de werking op het terrein met dakloze vrouwen met Ariane Dierickx (algemeen directeur van ‘t Eilandje) en het feministische discours met Valérie Lootvoet (directeur van de Université des femmes).

Interview door Manon Legrand (Alter Echos[1])

 

Wat is het traject van dakloze vrouwen en hoe worden ze dakloos? 

Ariane Dierickx: Vrouwen die dakloos zijn of dreigen het te worden, ervaren in de loop van hun levensloop veel discriminaties die allemaal samen de omstandigheden voor precaire situaties creëren en die verklaren waarom ze geen of een slechte woning hebben. Bij de meeste vrouwen die we begeleiden, zien we achterliggend alle discriminaties die vrouwen kunnen ondergaan: seksueel, psychologisch, fysiek, economisch geweld, meestal tegen een achtergrond van sociaal geweld dat al in de kindertijd begint. Men kan het niet genoeg zeggen: geweld is de grootste oorzaak van dakloosheid bij vrouwen, en op de tweede plaats geestelijke gezondheidsproblemen. Maar de geestelijke gezondheid van vrouwen wordt zelf ook beschadigd door het geweld dat ze hun hele leven lang doormaken. Als we deze kwestie systemisch zouden benaderen, zou dakloosheid bij vrouwen dus niet zijn wat het nu is.

Valérie Lootvoet: Dat brengt aan het licht dat er geen vangnet is voor vrouwen, en vooral het gebrek aan intra-familiale solidariteit voor wat in hun leven als vrouw (en zeker als meisje) gebeurd is. Ik denk niet dat dakloosheid iedereen boven het hoofd hangt, zoals men vaak hoort zeggen. Bij alleenstaande vrouwen met kinderen zie ik grote problemen om aan een woning te raken; sommige eigenaars weigeren, de huurprijzen voor een behoorlijke woning voor een vrouw en haar kinderen zijn te hoog, enz. Toch denk ik niet dat al die vrouwen, ondanks hun huisvestingsproblemen, in de situatie verkeren waarin ze geen onderdak meer gaan hebben.

Wat zou dan specifiek zijn voor vrouwen?

Ariane Dierickx: Vaak horen we dat een tegenslag in je leven een mogelijke oorzaak van dakloosheid is, maar meestal hebben mensen die bij onze diensten aankloppen, zowel mannen als vrouwen, een zwaar traject van instellingen achter de rug, met vele vormen van uitsluiting en geweld. Er zijn gemeenschappelijke elementen in de trajecten van dakloze mannen en vrouwen, maar voor vrouwen kom daar gender-gebonden geweld bij. Door de optelsom van situaties waarin ze systematisch genegeerd, verpletterd worden, waarin hen geweld wordt aangedaan, verliezen ze geleidelijk elk eigenwaarde. Zorgen dat ze die eigenwaarde opnieuw terugvinden is een van de grote uitdagingen bij de begeleiding in de sector van de hulp aan daklozen. Wanneer iemand de bestaande netwerken voor onderlinge hulp niet meer kan gebruiken, dan komt dat omdat de betrokkene de indruk heeft dat hij/zij daar de moeite niet meer is. Gender-gebonden geweld verergert dat verlies van eigenwaarde nog; dat wordt het begin van de neerwaartse spiraal die zover kan gaan dat vrouwen hun dak verliezen. Maar er zijn ook vrouwen die hier niet aankloppen omwille van sociaal en economisch geweld sinds hun kindertijd, maar wegens partnergeweld.

Als we dat weten, hoe komt het dan dat vrouwen een minderheid vormen binnen de daklozen?

AD: Vrouwen die het slachtoffer worden van partnergeweld, herkennen zich niet in de term “dakloos”; dat is een van de redenen waarom ze niet bij ons aankloppen. Die vrouwen gaan voor zichzelf ook niet toelaten om op straat te gaan leven omwille van de kinderen, terwijl mannen gemakkelijker hun gezin loslaten en alles achterlaten. Vrouwen doen dat niet, omdat ze weten dat de straat gevaarlijk is voor henzelf en voor hun kinderen. Ze zoeken noodoplossingen: een nacht bij familie, een nacht bij een vriendin, nog een nacht in de auto of in een kraakpand. En zo verdwijnen ze van de radar van de maatschappelijke hulpverlening en zien we hen niet in de statistieken. Het gebeurt ook dat vrouwen in een gewelddadige omgeving blijven omdat ze geen betere oplossing weten: blijven of weggaan, maar waarheen? Andere gaan in de prostitutie om de straat te vermijden. Al die verschillende situaties, waar men rekening zou moeten mee houden in de statistieken van slechte huisvesting en dakloosheid, geven een vertekend beeld van dakloosheid bij vrouwen, een fenomeen dat algemeen miskend is en onderschat wordt.

U stelt ook vast dat de diensten niet voorzien zijn op vrouwen. Waarom niet?

VL: We zitten momenteel - en niet enkel in de sector van de daklozen - in een systeem dat erop gericht is de risico’s te beperken, met maatregelen om te compenseren, maar die kunnen de jarenlange afbrokkeling van dat eigenwaardegevoel niet herstellen. Als vrouwen en mannen van in hun kindertijd beter begeleid zouden worden bij de vorming van hun eigenwaardegevoel, in het zorgen voor zichzelf, in het verzorgen van hun sociale banden, als de sociale parameters zouden toelaten om individuele identiteiten op te bouwen zodat die een solide basis zouden vormen, dan zouden we niet in dergelijke situatie belanden. Wie bij een dienst zoals ‘t Eilandje aanklopt, heeft een lange weg van kansarmoede achter de rug.

AD: Vrouwen weten dat vooral mannen gebruik maken van bepaalde diensten, en ook dat die diensten door en voor mannen zijn uitgewerkt. In de meeste infrastructuren van onze sector, hebben ze onvoldoende intimiteit. Ze kunnen er hun moeilijkheden, hun noden niet neerleggen. De oplossingen die men hen biedt zijn niet aangepast, en zeker niet in een context van urgente hulp die nog te vaak centraal staat binnen de geboden oplossingen. In volle Corona-crisis is ons dat echt opgevallen. Alle diensten op het terrein zagen de vrouwen verdwijnen. Onze hypothese is dat vrouwen nog verder ‘weggedrukt’ worden omdat onze diensten nu overbevraagd worden door mannen. Omdat vrouwen in onze diensten geen gepaste antwoorden vinden, komen ze er uiteindelijk niet meer naartoe en vinden ze andere oplossingen... of niet. En blijven ze het geweld van de straat of thuis slikken. De straat is voor iedereen gevaarlijk, dat weten we, maar voor vrouwen nog meer. Ofwel gaan dakloze vrouwen hun vrouwelijkheid ontkennen, verbergen, wat er ook weer toe bijdraagt dat vrouwen onzichtbaar worden. Ofwel zoeken ze de bescherming van groepen mannen, waar ze opnieuw in die dominante verhoudingen terecht komen. Het is een eindeloze cirkel…

Waarom en hoe moeten de sector van de hulp aan daklozen en het feministische discours beter op elkaar afstemmen?

AD: Een opvangplaats voor vrouwen is een loos antwoord als we het niet intersectoraal benaderen. Het terrein van de dakloosheid gaat onvoldoende in op het discours van het feminisme. Sommige elementen uit die beide werkgebieden overlappen, zoals het afstemmen van de sociale rechten: we verdedigen die allebei maar elk langs onze kant en we leggen de argumenten en strijdpunten nooit samen. We merken ook hardnekkige sporen van paternalisme in de begeleidingswijzen die we binnen onze sector aanbieden, een onbewust en uiteraard welwillend paternalisme, maar het belemmert het ontvoogdingsproces volkomen. We moeten van een caritatieve visie (die ook nog altijd veel te sterk aanwezig is) evolueren naar een politieke visie die de vinger op de tekortkomingen van de Staat legt, die ons publiek informeert over het sociaal beleid opdat die mensen zich bewust worden van hun vermogen om op te treden. Dat betekent ook dat we onze doelgroep in onze strategische denkoefening moeten betrekken. Een van de grote werkpunten in het sociaal werk is te zorgen dat de maatschappelijke teams op het terrein directe linken kunnen leggen tussen de moeilijkheden die de betrokkenen aanbrengen en de systeemoorzaken die tot die bepaalde situatie leiden. Dat betekent permanente educatie, en daarvoor moeten we kijken naar de feministische verenigingen. Het dagopvangcentrum dat we willen openen voor vrouwen, wordt niet enkel opgevat als een ruimte waar diensten worden aangeboden, maar ook als een plaats om hen collectief en solidair te mobiliseren, zodat de institutionele structuren maatschappelijk worden hervormd.

VL: De caritatieve benadering is ook het teken van een falende sociale Staat. De terugkeer naar liefdadigheid is een teken dat de Staat zijn rol niet vervult, dat zien we in deze crisis duidelijk. Sociale reproductie kan je doorbreken als de sociale Staat sterk staat, wat nu niet het geval is. De Staat is in staat geweest om een sociale zekerheid op te zetten, toegang tot cultuur te garanderen. De school is normaal gezien een vangnet dat preventief werkt voor de kinderen die er vele uren doorbrengen. Maar de sector is ‘op’, de leerkrachten zijn uitgeput, meer nog dan voor de crisis al het geval was. We moeten opnieuw stellen dat het de taak van de Staat is om de rechten te waarborgen, want anders wentelen we alles af op de gezinnen, op de vrouwen, of op de verenigingen.

[1] www.alterechos.be. Het maartnummer van Alter Echos is gewijd aan geweld tegen vrouwen in de sectoren van de psychosociale hulpverlening.

De Kart #1 de kunst van de zorg binnen het opvanghuis voor vrouwen en gezinnen van ‘t Eilandje 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 de kunst van de zorg binnen het opvanghuis voor vrouwen en gezinnen van ‘t Eilandje

Axelle is iets langer dan twee jaar aan de slag bij ‘t Eilandje. Ze begeleidt vrouwen en gezinnen als opvoedster en assistente in de psychologie. Door in een opvanghuis te werken heeft ze de zorgrelatie met de bewoonsters kunnen versterken. Doordat ze zowel de moeilijke momenten als de grote momenten van vreugde deelt, kan ze de mensen die ze begeleidt in hun geheel zien, wat helpt bij haar werk om het vaak teloorgegane zelfvertrouwen weer op te bouwen.

Wat heeft je naar ‘t Eilandje gebracht?

Ik heb drie jaar fotografie gestudeerd. Ik heb al vrij snel geïnformeerd naar de manieren om dit medium voor de zorg te gebruiken. Ik heb een jaar een opleiding kunsttherapie gevolgd om die vraag verder uit te werken. Zo heb ik de band tussen kunst en zorg kunnen versterken. Ik kreeg er te maken met kwetsbare mensen, met zeer vaak zware problemen. Ik wilde een theoretische bagage en had die ook nodig, en heb dan nog 3 jaar psychologie gestudeerd. Zeer snel wilde ik weten of filmfotografie kon helpen om het eigenwaardegevoel van vrouwen die intrafamiliaal geweld hadden ondergaan, weer op te bouwen. Ik heb een fotoproject uitgevoerd in een opvanghuis waar ik de bewoonsters begeleidde.

Na dat project wilde ik in een opvanghuis blijven werken.  Zorg is voor mij een manier om iets bij te brengen en ik wilde die vrouwen blijven helpen om opnieuw die connectie te vinden met hun diepste zelf, om zo goed mogelijk te proberen die pijn en dat lijden te verzachten.

Wat is jouw taak binnen het opvanghuis voor vrouwen en gezinnen?

Als opvoedster en psychologisch assistente bied ik steun bij het ouderschap. Als opvoedster zorg ik vooral voor administratieve ondersteuning van de bewoonsters; dat werk is soms formeel en informeel binnen het huis. Er zijn ook momenten die je deelt - we kijken samen naar een film, we nemen de tijd om samen te eten, samen iets te doen. De steun bij het ouderschap neemt verscheidene vormen aan. Zo is er het “oudercafé”: praatgroepen voor ouders en voor alle anderen die graag willen aansluiten. Daarnaast zijn er ook de ouder-en-kind-activiteiten en de individuele gesprekken. Het omvat ook werk als referent en als begeleider.

Wat is de sleutel om als maatschappelijk assistente en vertrouwensrelatie met een bewoonster op te bouwen?

Ik denk niet dat dat één bepaalde werkwijze voor bestaat. Sommige mensen hebben tijd nodig, anderen gaan iets sneller naar de ene of de andere collega, omdat het een man is of net omdat het een vrouw is, omdat die een bepaalde leeftijd heeft of een bepaald beroep heeft. Er zit een stuk identificatie in, wat ze op jou projecteren, en soms is het intuïtie. Ik denk dat elke collega een andere manier heeft om een vertrouwensrelatie met iemand op te bouwen. Ik vraag bij een eerste ontmoeting, en dat kan dom klinken, hoe het met haar gaat. Ik zeg haar “ik vraag je niet gewoon hoe het met je gaat, ik vraag echt hoe het met je gaat.” Meestal leidt dat tot een gesprek en beginnen we elkaar dingen te vertellen.

Zie je gemeenschappelijke punten in de trajecten van de vrouwen die bij je aankloppen?

De meeste vrouwen die hier aankomen, zijn getroffen door geweld; partnergeweld, echtelijk geweld, slavernij, incest, genitale verminking. We vangen ook vrouwen op die op straat zijn aanbeland maar die er op een bepaald moment echt niet meer kunnen leven. Zeer vaak zijn ze het slachtoffer geworden van seksueel geweld.

Wanneer een vrouw hier aankomt, is ze gebroken. We moeten leren om haar te begeleiden in een zeer snelle heropbouw. Ook al is het belangrijkste om een woning te vinden, een onderdak te hebben en te kunnen voldoen aan de basisbehoeften, mogelijk is iemand die ‘afgebroken’ is, nog niet klaar om die stap te zetten en daarom is het zo belangrijk om haar psychologisch te ondersteunen.

Waarom is het zo belangrijk om ruimten te hebben die voorbehouden zijn aan vrouwen?

Gewoonweg opdat ze minstens eventjes niet langer met enige vorm van geweld geconfronteerd zouden worden. Dat beeld van geweld projecteren ze op de man. Omdat ‘de man’ steeds ‘geweld’ betekende, gaan ze systematisch ook ‘man’ met ‘geweld’ associëren. Zelfs hier, in een duidelijk kader, kan de man nog steeds symbool staan voor ‘geweld’. Daarom is het zo belangrijk om een plaats te vinden waar enkel vrouwen komen; een plaats waar elke vrouw zichzelf kan terugvinden, alleen kan zijn, maar ook een plaats waar zij met andere vrouwen over bepaalde problemen kan spreken, of gewoon samenkomt onder vrouwen. Je voelt daar een andere energie. Je merkt ook dat de sfeer verandert wanneer er een man binnenkomt. De vrouwen gaan zich meer terugplooien, gaan minder gemakkelijk het woord nemen of niet meer opkomen voor de dingen ze vijf minuten ervoor nog hadden gezegd. Soms is het ook compleet omgekeerd, en gaan vrouwen die twintig jaar hebben gezwegen, niet meer laten gebeuren dat een man de bovenhand neem.

Wanneer twee vrouwen uit hetzelfde land komen, wanneer hun levensloop gelijkenissen vertoont, ontstaat er onmiddellijk iets. Gewoon doordat de ene al een stap heeft gezet die de andere nog niet heeft gezet, kunnen ze elkaar daarbij helpen. Ik observeer veel tijdens die spreekgroepen en merk op hoezeer die vrouwen elkaar steunen, naar elkaar luisteren en elkaar een nieuwe blik op de situatie geven. Soms zeg ik bij mezelf dat ze elkaar verzorgen, dat zij de genezers zijn.

Wat zijn de toekomstperspectieven van de vrouwen die je begeleidt?

Het ‘nu’ is echt heel delicaat. Wat het vaakst terugkomt is, “ik wil een eigen stek, mijn dak, mijn huis”.

Is er nog een opvolging voorzien na hun verblijf hier, als ze dat willen?

Sommige collega’s die zich daarop toeleggen, zetten de begeleiding soms nog maanden voort, en volgens mij is dat prachtig en ook noodzakelijk voor de continuïteit van het werk dat tot dan toe verricht is. De opvolging die hen geboden wordt, hangt af van hun eigen vraag. De ene persoon kan hulp vragen om de rekeningen op te volgen, de andere heeft er meer nood aan dat we wekelijks een keer op bezoek komen. We worden geconfronteerd met problemen van eenzaamheid. Ook al is het eerste doel om te zorgen dat iemand zo zelfstandig mogelijk is, want vaak was die van de ene of de andere afhankelijk, toch moeten we het contact behouden met de vrouwen die erom vragen. Ook de steun bij het ouderschap is een deel van de begeleiding na hun verblijf hier.

Hoe merk je dat een vrouw een klik heeft gemaakt?

De gedragsverandering is meestal expliciet; met de anderen, met het team, met hun kinderen... Je voelt dat er iets aan het bewegen is bij hen. Mensen die tevoren agressief waren, worden kalmer, zachter, serener. Vrouwen kunnen gewoon opnieuw in de spiegel kijken, wat tot dan onmogelijk was. Soms werd hun zelfbeeld volledig vernield. Zeer vaak tonen ze me foto’s van zichzelf van daarvoor, toen ze nog (meer) opgemaakt waren. Vervolgens tonen ze me een recente foto en kunnen ze niet kijken naar wie ze zijn. Ze willen zichzelf niet meer verzorgen. We moeten hen ervan bewust maken dat ze zichzelf opnieuw moeten leren respecteren. We werken aan hun zelfbeeld, zelfvertrouwen, eigenwaardegevoel.

Welk plezier haal je uit je opdracht hier?

Soms gewoon “dank u” horen. Vrouwen zien glimlachen. Zien dat een blik verandert, dat er weer licht in de ogen schijnt. Ook vrouwen zien wenen. Het gebeurt dat ze jarenlang niet hebben kunnen wenen. Zien hoe de lichaamshouding van vrouwen verandert, zien hoe ze hun lichaam, hun wezen, hun ziel terugnemen. Vrouwen zien die bij me langskomen, die op me wachten. Al die kleine veranderingen en weten dat ik daartoe bijdraag, maken dat ik ‘s morgens gelukkig opsta.

De Kart #1 op weg naar een kwalitatieve opvang voor dakloze vrouwen 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 op weg naar een kwalitatieve opvang voor dakloze vrouwen

Om de noden en verwachtingen van vrouwen die dakloos zijn of dreigen het te worden, zo goed mogelijk in te schatten, moet je de tijd nemen om te luisteren naar wat die vrouwen zelf, die uiteenlopende en complexe situaties hebben meegemaakt, vertellen maar moet je ook kunnen steunen op de expertise van professionnals op het terrein die hen in andere sectoren begeleiden, met name de sector van de vrouwenrechten.

Want het werkterrein van dakloosheid moet meer kunnen halen uit het feministisch discours. En omgekeerd.

Deze stap, die globaal en absoluut intersectoraal is, wil ‘t Eilandje zetten door een onderzoek/werking naar het traject van dakloze vrouwen die situaties van geweld en/of zeer grote kwetsbaarheid hebben doorgemaakt. De ambitie reikt verder: steunen op de resultaten van dit onderzoek / deze werking om in Brussel een nieuw dagopvangcentrum voor dakloze vrouwen te openen dat concrete oplossingen kan bieden die beter aansluiten bij het traject van vrouwen. Vanaf maart 2021 beginnen we eraan.

In afwachting is ‘t Eilandje begonnen met de eerste bakens uit te zetten van een kwalitatieve opvang voor vrouwen die dakloos zijn of dreigen het te worden.

  • Opvanghuis voor vrouwen en gezinnen
  • Programma ter ondersteuning van ouderschap
  • Opleiding voor de teams over partnergeweld
  • In het dagopvangcentrum wordt tijd-ruimte aan vrouwen voorbehouden
  • Colloquium Dakloosheid en Feminisme: kruisbestuiving, met de Université des Femmes (maart 2018)
  • Steun aan de Journées du Matrimoine, met L’Architecture qui dégenre
  • Zerotolerantie tegenover seksistisch gedrag
  • Genderneutrale communicatie: de behandelde onderwerpen zijn gemengd, gebruik van de “inclusieve spelling’ in het Frans, enz.
  • Streven naar een pariteit in de teams en in de diverse niveaus van de organisatie
  • Actieve deelname aan de Internationale Dag van de Vrouwenrechten op 8 maart
  • Verdeling van hygiënische bescherming aan dakloze vrouwen via Bruz’elles
De Kart #1 cijfers 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 cijfers

Vrouwen en dakloosheid / slechte huisvesting

Dakloosheid bij vrouwen wordt nog vaak miskend en onderschat omwille van de strategieën die de vrouwen zelf hanteren om te vermijden dat ze op straat belanden; het kadert in een continuüm van gekruiste discriminaties die vrouwen in elke fase van hun leven en op vele domeinen (werkgelegenheid, huisvesting, gezondheid, mobiliteit, pensioenen, enz.) treffen.

Volgens de recentste statistieken van Bruss’help, zouden 22,4% van de daklozen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vrouwen zijn, en 59,1% mannen. In datzelfde gewest zouden 14,6% van de daklozen kinderen zijn, omdat kinderen vooral bij de moeder blijven en haar volgen.

Onder andere omdat ze een veel grotere kans lopen op armoede en omdat hun inkomsten globaal veel lager liggen (en al helemaal als ze in een sociaal kwetsbare situatie verkeren), staan vrouwen bijzonder zwak qua huisvesting.

Een woning vinden staat niet gelijk aan stabiliteit: vele vrouwen wonen in een woning die te klein is of niet aanpast of zelfs ronduit ongezond is. De kosten voor de verhuizing, hun precaire situatie en de evolutie van de huurmarkt dwingen hen vaak om er te blijven.

 

Geweld tegen vrouwen

Geweld is de grootste oorzaak van dakloosheid bij vrouwen. De getuigenissen die we op het terrein optekenen wijzen erop dat bijna alle dakloze vrouwen in de loop van hun leven zwaar geweld hebben ondergaan.

In België heeft 36% van de vrouwen fysiek en/of seksueel geweld ondergaan vanaf hun 15 jaar.

Voor 31 % van de vrouwen was de dader van het zwaarste geweld dat ze in hun leven hebben ondergaan, hun partner. 70 tot 80% van de klachten wegens intrafamiliaal geweld wordt geseponeerd.

Gemiddeld worden elke dag 3 klachten wegens verkrachting geregistreerd, maar men raamt dat slechts 16% van de slachtoffers van seksueel geweld naar de politie stapt. En slechts 4% van de ingediende klachten leidt tot een veroordeling.

In België werden in 2020 24 moorden op een vrouw opgetekend. Wereldwijd is in 70% van de gevallen van moord op een vrouw, hun (ex-)partner de dader.

 

Vrouwen en precaire situaties

De loonkloof is in België ruim 20% in het nadeel van vrouwen.

Doordat de last voor het gezin en het huishouden vooral bij de vrouw ligt, werken 44% vrouwen deeltijds (slechts 9% van de mannen werkt deeltijds), ook al hebben ze daar niet noodzakelijk voor gekozen.

In meer dan 80% van de eenoudergezinnen is die ouder een vrouw, en bijna 46% van die gezinnen leven van een inkomen dat onder de armoedegrens ligt.

57% van de leefloners zijn vrouwen en daarvan is bijna 40% alleenstaand met een of meerdere kinderen ten laste.

Meer dan 1 ouder op 10 krijgt de verschuldigde onderhoudsbijdrage voor de kinderen niet en 93% van de dossiers bij de DAVO (Dienst voor Alimentatievorderingen) om achterstallige alimentatieschulden in de vorderingen, zijn ingediend door vrouwen.

In België leven ongeveer 16% van de gepensioneerden onder de armoededrempel. Twee derden van die bijzondere zwakke personen zijn vrouwen en 46% vrouwen hebben geen minimumpensioen.

Het percentage financiële afhankelijkheid (of risico op individuele armoede) ligt voor vrouwen op 36% (tegenover 11% voor de mannen) en stijgt tot 50% voor vrouwen van 60 jaar en ouder en voor laaggeschoolde vrouwen.

Met een cijfer van 42% zijn vrouwen ook oververtegenwoordigd in de zogenaamde ‘sectoren met een verhoogd risico om de negatieve weerslag van de Corona-pandemie te voelen’, tegenover 32% voor de mannen; het werkloosheidspercentage is in Europa globaal stabiel gebleven maar is bij vrouwen wel gestegen.

De Kart #1 Dakloze vrouwen 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 Dakloze vrouwen

Dakloze vrouwen begeleid je anders dan dakloze mannen. Hun levensweg verloopt anders en ze hebben specifieke behoeften en verwachtingen; dat maakt dat de aanpak die we ontwikkelen en de instrumenten die we tot hun beschikking stellen, ook anders moeten zijn.

Momenteel moeten we binnen de sector van de hulp aan thuislozen vaststellen dat dit niet (voldoende) het geval is. Ook bij ‘t Eilandje is dat zo.

Nadat de sector decennialang eendienstenaanbod heeft uitgebouwd om een antwoord te bieden op een vraag van vooral alleenstaande mannen, heeft de sector van de hulp aan daklozen het moeilijk gehad - en nog steeds - om de evolutie van het publiek te volgen. De voorbije jaren blijkt uit de tellingen van de daklozen in het Brussels gewest (in de andere gewesten gebeuren dergelijke tellingen niet maar de waarnemingen op het terrein wijzen erop dat de tendensen dezelfde zijn) dat steeds meer vrouwen en gezinnen (vooral alleenstaande moeders) dakloos worden.

En op zich mag dat niet verbazen: alle studies en statistieken tonen aan dat de socio-economische situatie van vrouwen globaal minder goed is dan die van mannen en dat de kansarmoede, die elk jaar scherper wordt en zeker nog erger zal worden tot we uit de huidige gezondheidscrisis zullen zijn, vrouwen zwaarder raakt dan mannen, ongeacht de fase van het leven.

Werkgelegenheid, gezondheid, huisvesting, pensioenen, justitie, work-life balance, plaats in de openbare ruimte, enz. ... De verscheidene redenen voor de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen zijn ondertussen afdoende gekend en gedocumenteerd. De concrete oplossingen om die ongelijkheden uit te wissen volstaan niet, de politieke wil om ze te financieren is niet ambitieus genoeg, de mentaliteit is niet noodzakelijk rijp om ze te aanvaarden.

Onze sector vormt daarop jammer genoeg geen uitzondering: de onthaalinfrastructuren zijn niet of nauwelijks aangepast aan vrouwen, de bestaande instrumenten zijn niet geschikt, er wordt niet afdoende onderkend wat er met vrouwenrechten samenhangt, er zijn onvoldoende plaatsen specifiek op gericht om naar hen te luisteren, de psychosociale teams zijn niet opgeleid voor de problematiek van (gekruiste) genderdiscriminatie, er zijn geen kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over de realiteit van het traject dat vrouwen doorlopen. Allemaal elementen die de invoering van een kwalitatieve, waardige, respectvolle opvang belemmeren, een opvang die specifiek is uitgewerkt voor en met vrouwen die dakloos zijn of dreigen het te worden.

‘t Eilandje wil verder gaan dan de projecten die in het verleden al werden opgestart en die de eerste bouwstenen van dit nieuwe bouwwerk vormen, wil de uitdaging aangaan van een kwalitatieve opvang die gebaseerd is op een globale, respectvolle benadering van de vrouwenrechten en die gericht is op de ontvoogding van vrouwen.

Dat vraagt dat we al onze praktijken in vraag stellen, anders kijken en de mouwen oprollen om iedereen te overtuigen die in deze nieuwe uitdaging onze beste bondgenoot zal worden.

We rekenen op ieder van u.

 

Ariane Dierickx,

Algemeen Directrice van ‘t Eilandje

KOUDEGOLF: WANNEER URGENTIE CHRONISCH WORDT 720 405 L'Ilot

KOUDEGOLF: WANNEER URGENTIE CHRONISCH WORDT

 

De grote koudegolf die over België trekt is dodelijk gevaarlijk voor wie op straat leeft. Bij dat gevaar komen in 2021 als bonus nog ‘ns alle moeilijkheden die met de Corona-crisis samenhangen, zoals de beperking van het aantal plaatsen in de dagopvangcentra; Dat komt door de maatregelen, en maakt dat de mogelijkheden om zich overdag op een veilige plaats te komen opwarmen, flink slinkt.

Als we willen vermijden dat er vandaag mensen op straat steven, moeten we vandaag in actie komen.

‘T Eilandje mobiliseert zich samen met de partners uit de sector om aan die urgentie situatie het hoofd te bieden, en onderneemt de volgende acties:

  • Ons dagopvangcentrum heeft zijn openingsuren uitgebreid zodat mensen langer in de warmte kunnen blijven zitten, met een ruimer en gratis aanbod warme dranken en maaltijden.
  • We hebben hotels gecontacteerd die bereid waren om daklozen onderdak te bieden.
  • We werken nauw samen met onze partners uit de sector om zoveel mogelijk mensen naar tijdelijke opvangplaatsen of crisisopvang door te verwijzen.
  • We forceren de muren om zoveel mogelijk mensen op te vangen in onze diverse tijdelijke opvangplaatsen.

Die oplossingen zijn, net zoals alle noodmaatregelen, noodzakelijk om nu mensenlevens te redden.

Ondanks die tijdelijke oplossingen lossen het eigenlijke probleem niet op, namelijk het probleem van de dakloosheid in ons land. Wanneer het weer wat warmer wordt, zijn de daklozen nog steeds niet veilig onderdak. Zodra die koudegolf voorbij is, zal het de échte urgentie worden om voldoende middelen vrij te maken om meer waardige en blijvende oplossingen te ontwikkelen en te zorgen dat eenieder een behoorlijk dak boven zijn hoofd heeft waar hij of zij in waardige omstandigheden kan wonen. Die maken dat bij ons in België, een koudegolf geen synoniem is van gevaar voor mensenlevens.

Er zijn flink wat krachtlijnen in ons werk en die vullen elkaar ook aan; er moet dus globaal over nagedacht worden en ze moeten onderling verbonden zijn, waarbij alle actoren uit de sector van de hulp aan daklozen betrokken worden.

  • Noodhulp moet noodhulp blijven. Noodhulp is noodzakelijk; daarmee kunnen we levens redden. Maar momenteel leiden die oplossingen niet tot een volledige aanpak waarmee iemand kan worden begeleid naar een woning en een levensproject met respect voor zijn waardigheid.
  • Preventie: de beste manier om van de straat weg te raken, is zorgen dat je er nooit belandt. Dat vereist een ambitieus preventiebeleid om de allerzwaksten te helpen om in een woning te blijven en om zich er stabiel te vestigen. In deze economische crisis na Corona, die maat dat het risico op armoede en dakloosheid groter wordt, moet dat aspect absoluut worden versterkt door voorrang te geven aan intersectorale benaderingen.
  • Huisvesting: men weet het, men roept het al jarenlang: er zijn niet genoeg woningen voor een betaalbare prijs beschikbaar in Brussel.. Men moet absoluut nieuwe, behaalbare woonoplossingen ontwikkelen die waardig en blijvend zijn, om het beschikbare aanbod groter te maken en om rekening te houden met de uiteenlopende situaties en levenslopen van mensen.
  • Begeleiding met respect voor de specifieke noden van mensen: huisvesting is een noodzakelijk beginpunt, maar geen eindpunt, om te zorgen dat mensen een waardig leven kunnen opbouwen. Zodra mensen opnieuw een woning hebben, moeten ze globaal thuis kunnen begeleid worden om mentaal en/of lichamelijk weer ‘op hun pootjes te vallen’, zich administratief verder in orde brengen, een financiële stabiliteit terugvinden, enz.

Al die elementen zijn belangrijk, meer dan ooit, en lopen door elkaar.  Omdat het aantal daklozen blijft stijgen, omdat de coronacrisis nieuwe groepen van de bevolking verzwakt, zoals we bij ‘t Eilandje jammer genoeg zien gebeuren.

Samen kunnen we beslissen om daar het hoofd aan te bieden en de middelen in te zetten waarmee dakloosheid in ons land verdwijnt, zodat iedereen - met respect voor zijn waardigheid - zijn leven kan uitbouwen.

Urgentie koudegolf 720 480 L'Ilot

Urgentie koudegolf

De grote koudegolf die over België trekt is dodelijk gevaarlijk voor wie op straat leeft. Bij dat gevaar komen in 2021 als bonus nog ‘ns alle moeilijkheden die met de Corona-crisis samenhangen, zoals de beperking van het aantal plaatsen in de dagopvangcentra. Dat komt door de maatregelen, en maakt dat de mogelijkheden om zich overdag op een veilige plaats te komen opwarmen, flink slinkt.

Als we willen vermijden dat er vandaag mensen op straat steven, moeten we in actie komen.

‘T Eilandje mobiliseert zich samen met de partners uit de sector om aan die urgentie situatie het hoofd te bieden, en onderneemt de volgende acties:

  • Ons dagopvangcentrum heeft zijn openingsuren uitgebreid zodat mensen langer in de warmte kunnen blijven zitten, met een ruimer en gratis aanbod warme dranken en maaltijden.
  • We hebben hotels gecontacteerd die bereid waren om daklozen onderdak te bieden.
  • We werken nauw samen met onze partners uit de sector om zoveel mogelijk mensen naar tijdelijke opvangplaatsen of crisisopvang door te verwijzen..
  • We forceren de muren om zoveel mogelijk mensen op te vangen in onze diverse tijdelijke opvangplaatsen.

Die oplossingen zijn, net zoals alle noodmaatregelen, noodzakelijk om nu mensenlevens te redden. Nu en vandaag.

Maar die oplissingen hebben ook een aanzienlijke kost.

Doe dringend een gift ten gunste van de mensen die in deze koudegolf het allerzwakste staan: 20, 40 of 60 euro maakt het verschil!