fbpx
Posts By :

Jérémie

Ik heet Olivia. Ik ben 5 jaar. 900 414 L'Ilot

Ik heet Olivia. Ik ben 5 jaar.

Ik heet Olivia. Ik ben 5 jaar.

Ik houd veel van mijn papa, mijn mama, mijn opa, mijn vriendinnen. En ook van Elmer. Dat is mijn lievelingsknuffel.

Ons huis is super. Ik heb een grote kamer voor al mijn speelgoed. Ik speel graag in mijn kamer. Mijn papa heeft een huisje voor me gemaakt. Hij is sterk!

Soms roepen mama en papa. Dan verstop ik mijn in het huisje samen met Elmer. En als hij er is, heb ik minder schrik.

Het is nacht en mama maakt me wakker. Papa slaapt, ik hoor hem. Ze zegt dat we met vakantie vertrekken. Maar waarom nemen we onze kleding dan niet mee? Ik houd Elmer stevig vast. Mama zegt me dat ik niet moet wenen.

Het is helemaal donker. Het is nacht. Ik word wakker, Er is licht en lawaai. Er zijn veel auto’s die heel hard rijden als ik naar links kijk.

Mama spreekt aan de telefoon, niet die met video, zoals die van papa. Haar stem is raar. Ik ga toch wenen.

Ik word wakker. Mama slaapt nog. Ze heeft lakens voor de ramen van de auto gehangen. Alsof ze een huisje maakt. Door de gaatjes zie ik mensen. Ik druk Elmer stevig tegen me aan. Ik zeg hem dat alles in orde komt. Ik heb een beetje schrik. Het is ochtend. Ik heb kou.

Mama en ik wassen ons in de toiletten van de parking. Het is een spelletje, zegt ze. Zoals in het zwembad, maar zonder glijbaan.

We moeten ons haasten, de mensen kijken ons aan.

Mama geeft me een chocoladebroodje. En een appelsap. Superlekker. Mama heeft geen honger. Ze zegt dat ze later iets gaat eten.

Opa is er ook. Hij en mama hebben ruzie. Hij zegt dat het haar fout is. Ik begrijp het niet goed. Hij geeft mama geld en mij een kusje. Opa slaat de deur dicht. Daar krijg ik schrik van.  

Mama zegt me dat we nog een keer in de auto gaan slapen. Op een andere parking.

Ze zegt me dat het de laatste keer is, beloofd. Ze heeft een rare stem.

Ze zegt me dat ik moedig ben.

Er is een blauwe plek rond haar oog.

Vandaag is het school. Ik heb geen zin om te gaan want ik heb al lang dezelfde kleren aan. Ze zijn vlekken op. Dat vind ik niet fijn.

Mijn vriendinnen zeggen dat ik stink. En dat mama en ik arm zijn. Tijdens de speeltijd heb ik me verstopt in de toiletten.

De juf vraagt hoe het gaat. Ze is lief. Ze zegt me dat ik in de klas mag blijven slapen.  OK voor mij. Ik ben moe.

Ze geeft me boterhammen en een appel. Het is rustig. Er liggen kussens op het tapijt. Ik val in slaap. De andere kinderen spelen buiten. Ik zou graag in hun plaats zijn. Daarna hoor ik niets meer.

Mama maakt me wakker. We gaan naar huis. Maar we hebben geen huis meer. Mijn vriendinnen zeggen dat. Mama heeft rode ogen en haar kaken zijn heel wit. Ze spreekt lang met de juf.

Ik neem Elmer mee. Ik zou in mijn bedje willen slapen. Papa’s en mama’s kijken naar ons. Ze spreken stilletjes. Mama houdt mijn hand stevig vast. Ze is heel moe maar ze glimlacht.

Mama doet de deur van een groot huis open. Een mevrouw lacht naar me wanneer ik binnenga. Boven de deur hangt een oranje en blauwe tekening met een hoed.

Mama zegt dat ze ons daar gaan kunnen helpen. Ik ben blij want dan moet ik niet meer in de auto slapen. Ik zie wel dat mama nog een beetje triestig is, maar ze is opgelucht.

 

We dromen ervan dat een Premier ooit zegt: ‘kinderen zijn mijn prioriteit’ 900 414 L'Ilot

We dromen ervan dat een Premier ooit zegt: ‘kinderen zijn mijn prioriteit’

Illustratie Prisca Jourdain

Françoise Pissart is directeur Sociale rechtvaardigheid & Armoede bij de Koning Boudewijnstichting (KBS). Vanuit haar lange ervaring met de problematiek van die met een jeugd in kansarmoede samenhangen, deelt ze haar visie op de huidige situatie, op de hindernissen waar gezinnen in een slechte woning of zonder woning mee kampen, en de oplossingen waar men zou kunnen/moeten aan denken om kinderen definitief uit de dakloosheid weg te halen. 

Als we het verband tussen jeugd en armoede in drie woorden zouden moeten samenvatten … 

Het eerste woord is  ‘deprivatie’ .  Een kind kan lijden onder sociale uitsluiting omdat het dagelijks een aantal dingen ‘mist’ die te maken hebben met de economische armoede van het gezin waarin het opgroeit en die zijn gevoel van uitsluiting verhogen: nieuwe kleding, elke dag verse groenten en fruit, vakantie, binnenspelen, enz. 

Mijn tweede woord is ‘onrechtvaardigheid’. Een kind worden geboren waar het wordt geboren; in principe zou het dus dezelfde kansen moeten krijgen maar dat is niet altijd het geval. Bepaalde kinderen lijden al bij hun geboorte, zelfs al tijdens de zwangerschap, onder kansarmoede. 

Het derde woord is ‘investering’: men heeft lang gedacht dat het volstond om het inkomen van arme gezinnen op te trekken opdat de kinderen uit armoede zouden loskomen. Uiteraard moet men op die as blijven werken, maar men moet ook inzetten op het kind en proberen specifieke middelen te voorzien opdat een kind dat in een gezin in armoede wordt geboren, toch kan genieten van hulp bij de opvoeding, de gezondheid, enz. Het is een maatschappelijke verantwoordelijkheid om het kind te helpen zich een toekomst voor te bereiden die beter is dan degene waartoe het klassieke determinisme het zou kunnen voorbestemmen. 

Is het een recent fenomeen dat kinderen getroffen worden door kansarmoede? 

De problematiek is niet recent. De manier om het bekijken is daarentegen wel recent. Omdat we beseffen dat we het de moeite loont om in de kinderen te investeren. Naast al wat we kunnen doen om de volwassenen te ondersteunen, moeten we kijken naar de kinderen als belangrijke doelgroep. Uiteraard worden die getroffen door alle nieuwe vormen van armoede die we momenteel zien. 

Een van de groepen die het grootste risico lopen, zijn eenoudergezinnen: alles wat een alleenstaande moeder met kind(eren) treft, heeft een weerslag op de toekomst van het kind. En de cijfers  , ook al tonen die de omvang en de ernst van de problematiek niet volledig, tonen aan dat alleenstaande moeders oververtegenwoordigd zijn bij de dak- en thuislozen. We hebben een gemeenschappelijke tellingmethode voor de diverse overheden nodig. Men kan immers geen doeltreffend beleid uittekenen zonder kwalitatieve gegevens waarmee de (zeer uiteenlopende) profielen kunnen worden geanalyseerd. 

Wat kunnen we concreet doen om de situatie te verbeteren?

We moeten binnen de diverse regeringen transversaal werken, de institutionele niveaus doorkruisen, lokaal werken. Mar België is wat het is! We dromen ervan dat een Premier ons ooit zegt: ‘kinderen zijn mijn prioriteit’. 

We spreken veel over lokale partnerschappen, we besteden veel energie aan het opzetten van partnerschappen maar wat we nodig hebben zijn middelen die van de diverse bevoegde diensten komen. Arm zijn betekent in de eerste plaats dat je geen degelijke woning hebt, geen toegang tot zorg (vaak offeren de moeders zich op voor de kinderen), geen toegang tot hobby’s en – essentieel, voor àlle kinderen – een schoolloopbaan kunnen doorlopen zonder specifiek probleem dat met het scholingsniveau van de ouders samenhangt. Alles zit uiteraard ingebed in een maatschappij, maar wat we vooral voorstaan is een voluntaristisch en positief beleid: mikken op beleid dat positieve dingen doet, die tonen en de andere inspireren. 

De prioriteit op kinderen leggen, betekent dat je bespaart in de toekomst maar dat is nog niet doorgedrongen tot de politiek.

Wat is uw blik op het sociaal determinisme en de generationele dimensie van armoede? 

Determinisme… als sociologe hoor ik dat woord graag, maar niet al vertegenwoordiger van een filantropische stichting. Bij de KBS kijken we liever naar oplossingen, kijken we liever naar de mensen die ondanks alles toch de energie hebben om dingen in beweging te brengen. 

Er zijn heel wat volwassenen die in hun jeugd arm zijn geweest en die er goed zijn uitgekomen. Wanneer je met mensen spreekt, ben je soms verbaasd dat het leven hen in hun jeugd geen cadeaus heeft gegeven. Dat betekent dat er elementen zijn die samenbrengen, plaatsen waar ze steun en begeleiding kregen, die werken, ouders die het niet goed hebben maar die ervaringen kunnen overbrengen die hun kinderen gaan helpen om uit de armoede los te raken, leraren die oog hebben voor de kindjes die achteraan in de klas zitten en die niet gekleed zijn zoals de anderen, … 

Wanneer je geen energie meer hebt, wanneer je zoveel hebt uitgeprobeerd, wanneer je zoveel klappen hebt geïncasseerd (letterlijk en figuurlijk), dan is het moeilijk om weer recht te veren. Tegelijkertijd, een kind hebben, maakt dat je je hoofd boven water houdt en dat brengt je ertoe om de essentiële middelen (waaronder degene die ’t Eilandje aanbiedt) te gebruiken. 

De kwestie staat alleszins steeds hoger op eenieders agenda: in Wallonië leeft 25% van de kinderen in een dergelijke situatie, in Brussel zelfs 40%! Het wordt dus in zijn geheel een maatschappelijk probleem.

In dat interview hebt u verwezen naar een premier met de bevoegdheid ‘Jeugd’. Als u dat morgen zou zijn? 

Ik zou in de eerste plaats middelen eisen. Want als het enkel is om als excuustruus te dienen of aan de andere ministers marginale middelen voor deze zaak te vragen, dan zal het niet genoeg zijn.  Als we op een dag besluiten om problemen die met jeugd en kinderen samenhangen, prioriteit te geven, dan moet men daar de middelen tegenover zetten. 

En om het te voeren beleid uit te tekenen, heb je een visie nodig die gedeeld wordt en die steunt op de ervaring van mensen die het kennen, die contact hebben met de betrokkenen. Het heeft geen zin om dingen te bedenken die niet aansluiten op de noden van mensen. 

Er zijn actoren die oplossingen bieden, maar die slechts een deeltje van de oplossing in handen hebben. Dat is zeer goed, ze zijn dynamisch, we moeten hen blijven steunen, maar we moeten een versnelling hoger schakelen: de problematiek is veel breder dan de antwoorden die momenteel geboden worden. 

Een grote uitdaging voor de doelgroepen waarover we spreken, en ook de kinderen, is gewoon al om hen te bereiken. Soms worden geweldige dingen aangeboden maar komen de mensen er niet naartoe, toch niet de mensen die er het meest nood aan hebben.  Men zegt altijd dat er niet genoeg plaatsen zijn. Maar als er plaatsen zouden zijn, zouden we dan de kinderen bereiken die er het meest nood aan hebben? 

De specifieke opvang van kinderen in ‘t Eilandje 900 414 L'Ilot

De specifieke opvang van kinderen in ‘t Eilandje

Illustratie Prisca Jourdain

Wanneer kinderen in ‘t Eilandje aankomen, beschouwen hun ouders hen vaak gewoon als ‘bagage’, als een aanhangsel, en niet meer als een volwaardig persoon. Dat is het resultaat van de hele lijdensweg die élk gezin heeft doorgemaakt voor het in een van onze drie opvanghuizen aanbelandt. Ook al blijft de liefde die hen aan hun kinderen bindt altijd groter, toch slagen veel moeders en vaders die tot over hun oren in de problemen zitten, verteerd worden door de problemen en ontzettend veel schaamte voelen dat het zo ver gekomen is, niet meer de kracht om hun kinderen op de eerste plaats te zetten. Maar wie wel? 

De maatschappelijke teams van onze vereniging – en zeker de verantwoordelijken voor de steun bij het ouderschap en de referenten voor kinderen – zijn er vooral om ‘de kinderen’ opnieuw een plaats te geven in het traject van hun ouders, die vaak menen dat een baby of een peuter toch niet veel begrijpt van de situatie waar ze in zitten. Maar ook al kan een kind nog niet spreken, het voelt wel veel: stress, angst, onzekerheid … 

In functie van hun leeftijd en van de relaties met hun naaste omgeving, hebben kinderen wanneer ze bij ’t Eilandje aankomen, meer of minder ‘schade’ opgelopen door de beproevingen die ze hebben doorstaan. Sommigen drukken niet uit en tonen ook niet meteen in hoeverre ze getekend zijn door de gebeurtenissen.  

De professionnals zijn dus erg aandachtig voor de uitgedrukte emoties, voor de plaats die men aan de kinderen laat, voor het respect voor hun behoeften (ritme, spelletjes, luisteren, enz.). Want wanneer dingen onbespreekbaar blijven, leidt dat geheid tot negatieve gevolgen voor het gezin. Er moet dus een belangrijk werk verricht worden om te zorgen dat kinderen die in het opvanghuis zitten, zich kunnen uiten via specifieke activiteiten en individuele gesprekken. 

Wanneer alles goed loopt, zijn de kinderen uiteindelijk erg tevreden dat ze in ’t Eilandje zijn: er zijn veel vriendjes, spelletjes, activiteiten, … Het is het verlengde van de school, die andere kleine cocon die ver van alle problemen weg is. Er ontstaan affectieve en vertrouwensbanden, met de opvoeders en opvoedsters, andere bewoners en hun kinderen. Het team moet er wel op letten dat die banden niet tot nog meer moeilijkheden leiden bij het vertrek: wanneer men zich hecht, is het nog moeilijker om “tot ziens” te zeggen, om dat hele proces opnieuw te doorlopen in een ander opvanghuis of in zijn nieuwe woning als ons team er een heeft kunnen vinden voor het gezin. Om dat op te vangen, kunnen de activiteiten om het ouderschap te ondersteunen nog een tijdje doorlopen nadat een gezin het opvanghuis van ’t Eilandje heeft verlaten. 

Ook al doen de teams al wat ze kunnen om de onschuld van de kinderen te bewaren, ze worden regelmatig geconfronteerd met geweld, met crisissituaties of met de geestelijke gezondheidsproblemen van andere bewoners van het opvanghuis. De opvoeders en maatschappelijk assistenten kunnen er met hen over spreken… tenzij hun ouders dat weigeren, wat jammer genoeg vrij vaak gebeurt. 

Er kan nog veel vooruitgang geboekt worden opdat de kinderen er in de best mogelijke omstandigheden opgevangen worden en kunnen verblijven, te beginnen met lokalen die beter aangepast zijn aan hun specifieke behoeften: momenteel kunnen we in het opvanghuis geen gesprek met een ouder en/of diens kinderen voeren zonder dat we gestoord worden of kunnen gehoord worden door mensen die in de gang spreken en soms roepen … 

Er moeten dringend structurele middelen worden vrijgemaakt opdat de kinderen kunnen genieten van lokalen die volledig aangepast zijn aan hun behoeften en opdat er initiatieven worden opgestart om hen te begeleiden, te omkaderen, op de best mogelijke manier als hun gezin in een kwetsbare situatie zit.

Kindertijd en de straat: no future? 900 414 L'Ilot

Kindertijd en de straat: no future?

Illustratie Prisca Jourdain

Mijn kinderjaren waren op heel wat opzichten gelukkig en hebben er sterk toe bijgedragen dat ik nu als volwassene stevig in het leven sta en me heb kunnen ontplooien.  De jeugd van mijn zoon en van mijn twee dochters verloopt gelijkaardig: hun schoolloopbaan verloopt zonder onderbrekingen, ze eten evenwichtig, ze hebben verjaardagsfeestjes met vriendjes en vriendinnetjes, ze hebben een eigen kamer, ze gaan naar de basketclub en volgen muziekschool.... Is dat de norm?  Niet voor iedereen: al te veel kinderen, aan wie deze fundamentele behoeften ontzegd worden, wonen, met hun ouders, soms één ouder, in de rand van de maatschappij - onze maatschappij - zonder dat we aan hun fundamentele behoeften kunnen voldoen.

Als baby reeds uit de boot vallen? Geen sprake van! En toch wordt deze schijnende situatie erger: we zien een meer dan onrustwekkende stijging van het aantal dakloze gezinnen. De laatste tellingen schatten dat 20% van de daklozen kinderen zijn! Dit fenomeen vermindert niet, integendeel: het versnelt dramatisch. 

Steeds meer gezinnen die dakloos zijn of dreigen het te worden, vaak met een alleenstaande moeder, doen een beroep op onze diensten om daaruit weg te raken. Maar het schrijnende gebrek aan blijvende oplossingen die onze sector hen kan bieden, maakt dat de afstand naar een waardige toekomst steeds groter wordt, in een ‘thuis’ waar het aangenaam warm is, waar voldoende eten in de koelkast staat, zonder schrik voor een deurwaarder of een uitzetting. 

Door de ouders gepaste en gecoördineerde antwoorden te bieden, halen we de kinderen uit de cirkel van het sociaal determinisme, en vermijden we dat kansarmoede zich op de volgende generatie doorzet.  Want een gezin dat nu geen woning heeft, dreigt er jaren over te doen om uit die kwetsbare situatie weg te raken en uit alles wat dat met zich meebrengt: geen toegang tot gezonde voeding, een verslechtering van de fysieke en mentale gezondheid, een verhoogd risico op echtelijk en/of intrafamiliaal geweld, geen toegang tot cultuur en hobby’s, enz. Leven zonder rechten, zonder dak, is een veroordeling tot een bijzonder zwaar heropbouwwerk, als die heropbouw uberhaupt al haalbaar is. Voor kinderen is dat het risico op een verstoorde of bruusk onderbroken schoolloopbaan, op het wegvallen van hobby’s, op het verlies van zelfvertrouwen. … De onbezorgdheid en de lichtheid maken plaats voor schrik en een gevoel van onveiligheid. Die kinderen worden té snel volwassen en krijgen problemen in hun rugzak die ze niet zouden moeten meezeulen. 

Ik ben ervan overtuigd dat we globaal moeten denken over de duurzame oplossingen voor iedereen die een slechte of helemaal geen woning heeft. De schotten tussen de sectoren slopen en een gecoördineerde werking tussen de politieke verantwoordelijken en de verenigingen op het terrein zijn meer dan noodzakelijk opdat op een dag rekening wordt gehouden met de rechten van de vrouwen, jongeren of kinderen en ze vanuit een globale dynamiek worden benaderd. De begrotingslijnen zoals ze momenteel zijn uitgetekend geven al te zelden de kans om stappen vooruit te zetten in een dergelijke sectoroverschrijdende logica.

Zonder die gecoördineerde aanpak, zonder bijhorende financiële middelen, zullen steeds meer kinderen elke dag geconfronteerd worden met armoede en uitsluiting, en zullen ze de komende jaren verstoken blijven van hun fundamenteel recht op gelukkige en zorgeloze kinderjaren. 

Dat is onze verantwoordelijkheid tegenover elk van hen. Hun toekomst ligt in onze handen.

Ariane Dierickx, directeur van ‘t Eilandje  

De Kart #2 de begeleiding van jongeren op de dool :het project MACADAM 1024 875 L'Ilot

De Kart #2 de begeleiding van jongeren op de dool :het project MACADAM

Madeleine Guyot, voorzitster van de vereniging Macadam - jongeren op de dool, en Simon Niset, directeur van een van de opvanghuizen voor alleenstaande mannen van ‘t Eilandje in Charleroi wisselen van gedachten over de specifieke kenmerken van de begeleiding van jongeren (tussen 15 en 26 jaar).

'T Eilandje: Simon Niset, Vangt u
jongeren op in uw opvanghuis?

Simon Niset: Ja, in 2019 en in 2020
waren 20% van onze bewoners zijn
jongeren tussen 18 en 24 jaar. Dat
is behoorlijk veel. Het is een recente
evolutie.

'T Eilandje: Hoe zijn die bij u
aangekomen?

Simon Niset: Dat kan op verscheidene
manieren gebeuren. Ze kennen
opvanghuizen, of ze hebben zich tot
een sociale dienst van de eerstelijnszorg
gericht, of ze telefoneren zelf spontaan
in de hoop ergens een opvangplaats
en tijdelijk onderdak te vinden... Wat
mij treft is dat veel van die jongeren
al een geschiedenis in de jeugdhulp
hebben. Men kan zich dus afvragen
of er iets mislukt is in een vroeger
stadium, in het gezin en daarna bij
de instellingen die geacht worden
de taak over te nemen. Iemand tot
zelfstandigheid te brengen, is altijd
complex geweest. We moeten echter
vaststellen dat het voor een flink deel
van de jongeren niet werkt zoals het
zou moeten.
Met het team van maatschappelijk
assistenten en opvoeders van ons
opvanghuis van 't Eilandje, stellen
we ons vragen bij de opvang van die
doelgroep en onder andere of een
huis dat voor alle leeftijdsgroepen
openstaat, wel de geschikte oplossing
is. We stellen twee dingen vast: ten
eerste raken bepaalde subgroepen
jongeren in conflict met de oudere
bewoners, en ten tweede zien we de
potentieel slechte invloed van die
oudere bewoners op de jongeren,
zeker op jongeren die een vaderfiguur
zoeken. Tegelijkertijd geloof ik sterk
in het mengen van alle leeftijden en
doelgroepen. Enerzijds loop je, door
specifieke structuren voor jongeren
op te zetten, het risico dat ze elkaar

neerhalen. Anderzijds, en dat moeten
we eerlijk toegeven, hebben we al
jongeren opgevangen die bij hun
vertrek zwaarder beschadigd waren
dan toen ze aankwamen, omdat ze de
foute mensen hadden ontmoet, vaak in
verband met verslavingsproblemen.

'T Eilandje: Het risico op ‘afglijden’
zou volgens u kleiner zijn als de
jongeren onder elkaar blijven en
geen contact hebben met de oudere
doelgroep?

Simon Niset: Ik zou niet zeggen dat
het een problematiek is die eigen is
aan het feit dat de jongeren bij elkaar
hangen. Het is volkomen normaal
dat jongeren samenklitten. Wat voor
ons zo complex maakt, is dat we hen
duidelijk moeten maken dat er voor
hen andere dingen op het spel staan
dan voor jongeren die in een gezin
zitten. We kunnen respecteren dat men
op z’n 18 gaat feesten, zorgeloos en
onbekommerd is... Maar een jongere
blijft 9 maanden bij ons, en als we op
die 9 maanden tijd de huisvesting niet
rond krijgen, dan gaat hij opnieuw op
straat belanden. Zo'n jongere moet dus
dringend in actie schieten, maar soms
is het moeilijk om hen dat te doen
inzien.

Madeleine Guyot: Wat Simon zegt,
klinkt op alle niveaus sterk door.
Het is een complexe kwestie. Deze
doelgroep wil dat hun aanvragen (en
ook het “niet aanvragen”) gehoord
worden, wil begrepen worden en wil
dat opnieuw een band tot stand wordt
gebracht. Het project Macadam wil een
laagdrempelige en onvoorwaardelijke
dagopvang bieden aan een doelgroep
die afgehaakt heeft en wil hen zo
spoedig mogelijk een antwoord buiten
de instellingen bieden. Laagdrempelig
betekent dat elke jongere er welkom
is, ongeacht hoe complex zijn situatie

is, ongeacht in hoeverre hij op eigen
benen staat.

'T Eilandje: Wat bedoelt u met ‘een
antwoord buiten de instellingen’?

Madeleine Guyot: Dat betekent dat
we aan de structuur constant de
kans geven om zich af te vragen of
de diensten die hij aanbiedt, wel
aansluiten bij de noden. Dat betekent
dat we de structuren dwingen om
zich aan te passen aan de jongeren,
in plaats dat de jongeren zich moeten
aanpassen aan de structuur. Het
betekent ook dat we vermijden met
een starre structuur te werken, want
voor bepaalde jongeren werkt het om
een project op te starten, werkt een
huisvestigingsproject, enz. maar voor
heel wat andere jongeren werkt dat
niet meer. Ze hebben een time-out
nodig. Macadam wil hen dat bieden,
met een begeleiding. Dat impliceert
dat het project Macadam bereid
is om te luisteren naar de vragen
die de jongeren niét stellen. Dat
zijn de drie krachtlijnen van
Macadam: onvoorwaardelijk, geen
vastgeroeste instelling zijn, en luisteren
naar het niet aanvragen.

'T Eilandje: Is het feit dat je wordt
gefinancierd door de overheden, die
verwachtingen koesteren, geen risico
dat het toch een ’instelling’ gaat
worden?

Madeleine Guyot: De kern van
Macadam is precies de intersectorale
werking: geestelijke gezondheidszorg,
jeugdhulp, dakloosheid, strijd tegen
armoede, enz. 't Eilandje kent deze
aanpak goed genoeg, omdat het in de
raad van bestuur zetelt en met vele
andere sectoren samenwerkt. Dat
waarborgt een ruimere blik dan louter
de blik van één enkele speler, van één
enkele “beleidsvisie”. Macadam wil niet
in een hokje terecht komen en wil op

de wip zitten tussen meerderjarigheid
en minderjarigheid, dakloosheid,
jeugdhulp, geestelijke gezondheid,
strijd tegen armoede, enz.

'T Eilandje: Simon Niset, wat vindt
u van het idee om een laagdrempelige
dagopvang voor jongeren te openen?

Simon Niset: Ik denk dat het een
zeer zinvol initiatief is. Het is ook
echt dringend. Die nood is eerder
al aangekaart door Philip De Buck,
directeur van het dagopvangcentrum
van 't Eilandje. Hij was gealarmeerd
door het aantal jongeren dat hij zag
langskomen, door hun moeilijkheden
om hun plaats te vinden in een
centrum dat voor iedereen openstaat,
door de moeilijkheid van het team
om aan hun specifieke noden en
verwachtingen te voldoen en door de
mogelijk slechte invloed die de oudere
bewoners zouden kunnen hebben
op de jongere bewoners die Philip
De Buck als uitermate kwetsbaar
beschouwt.

'T Eilandje: Wat is de goede manier
om die jongeren op te vangen en te
begeleiden?

Simon Niset: Ik meen dat we naar een
maximale diversiteit moeten streven en
homogene groepen moeten vermijden,
opdat alle jongeren zich uitgenodigd
voelen om naar het centrum te komen.
Verder zijn die jongeren volop aan hun
persoonlijkheid aan het werken, stellen
ze een systeem en elke andere vorm
van gezag in vraag. Er is dus een kader
nodig dat duidelijk is maar waarmee de
opvoeders intelligent kunnen omgaan,
anders dreigt het bijzonder ingewikkeld
te gaan worden.

Madeleine Guyot: We vangen
alle jongeren op, door de
opvangmodaliteiten aan te passen.
Het enige wat die jongeren gemeen

hebben, is dat ze op de dool zijn.
We spreken dan over migranten,
LGBTQI+, tienermoeders, enz. Je
moet hen kunnen aanspreken en
begeleiden op een manier die relevant
is in functie van hun situatie, en
je moet zeer reactief zijn. Tot slot
willen we hun participatie binnen
Macadam versterken, dat ze gehoord
worden door de politici, dat ze als
ervaringsdeskundigen optreden, enz.

'T Eilandje: Wat zijn de uitdagingen
en de aandachtspunten?

Simon Niset: We hebben een stevig
en groot team nodig om die jongeren
ook zeer concreet te begeleiden bij
hun administratieve stappen of bij
het zoeken naar een woning. En de
structuur goed integreren in de wijk,
zodat de jongeren er vlot binnen
kunnen, zonder dat ze moeten vrezen
dat ze niet welkom zijn.

Madeleine Guyot: Ze zijn met veel.
We moeten vermijden dat ze in de
beruchte “mobiliteitslus” van jongeren
op de dool belanden, die steeds tussen
dezelfde diensten heen en weer gaan
en die telkens weer op uitkomen waar
ze begonnen waren. Het komt erop
aan het traject van die jongeren te
verbeteren. Dat betekent dat we een
intersectorale benadering moeten
versterken, dat is noodzakelijk. We
moeten er ook in slagen jongeren te
bereiken die moeilijker te bereiken zijn,
zoals slachtoffers van mensenhandel
en seksuele uitbuiting. We willen ook
een expertise over die doelgroepen
opbouwen, die alle actoren uit de
sector ten goede kan komen. Tot slot
moeten we zorgen dat de financiering
in verhouding staat met wat er op het
spel staat. We hebben het duidelijke
en concrete engagement van de politici
over deze kwestie nodig.

De Kart #2 getuigenis 1024 516 L'Ilot

De Kart #2 getuigenis

Antoine is 17.
Hij woonde bij zijn moeder,
zijn stiefvader en diens kinderen.
De hel van de straat kent hij al.

het appartement was te klein voor iedereen
men riep me niet als het etenstijd was mijn stiefvader
zei me dat ik moest zwijgen voor mij stond er geen bord
geen bestek niets
ze gingen naar oma en opa mij zeiden ze niets
het was allemaal voor de kleintjes niets voor mij
ze hebben me te vaak stokken in de wielen gestoken
ik weet niet hoe ik het moet uitleggen
ik wilde gewoon meisjes versieren
muziek maken, feesten met de vrienden snap je
mijn stiefvader
mijn stiefvader dat was het niet.
mijn punten waren ook niet goed
ik maakte altijd te veel lawaai
ik studeerde niet genoeg en ging te veel uit,
ik ging niet voluit, dat had ik moeten doen
dus toen hij me sloeg
zie daar
en zo voilà

u zegt mevrouw het is maar enkele dagen ik heb wat problemen
maar het gat wel ik los het wel op maak u geen zorgen
maar niet maar het gaat niet
ik kan nergens naartoe
toen ik ben vertrokken heeft mijn stiefvader geroepen
dat ik maar beter niet terugkwam
mijn moeder weende
maar heeft niets gezegd, ze is bij hem gebleven ze is gebleven en dan
het spijt me
ik heb het niet lang volgehouden ik bedoel de school slapen bij vrienden
en dan welke vrienden ze waren er niet
en hun ouders wilden sowieso niet dat ik met hen optrok
ik ben niet zoals het hoort
men bekijkt me, overal war ik naartoe ga lacht men me uit
snap je plots begrijp je dat je op niemand kan rekenen
dan moet je ergens naartoe gaan waar men je niet kent

als je té depri bent zijn er altijd mensen in het centrum
je ziet gasten fuiven ze zijn dronken ze snappen niet echt
wat er aan de hand is het maakt hen niet uit waar je vandaan komt
als je het goed aanlegt kan je met hen aanpappen ze trakteren je wat pintjes
een sigaretje je voelt je wat minder alleen
maar dat duurt niet lang
je gaat met hen mee naar de cafés ze schuiven je iets toe
je snapt wel wat ik bedoel
plots denk je dat het goed zit, maar neen
daarna is het hetzelfde je kan nergens heen
naar mijn moeder neen laat maar
neen
ik hoop niet dat ze op mij wacht
misschien zit ze wel te wachten mogelijk maar
ik weet het niet
op de bank slapen dat is serieuze kost
allez je trekt een laatste keer aan je sigaret
in het donker en je hoort geluiden rond je
wat doe je dan
dan stap je en stap je de hele nacht lang
je wacht tot de zon weer opkomt
het eindigt nooit
misschien is er daarna een plaatsje
in een of ander centrum
ergens
en dan word je razend omdat je bij jezelf zegt
als je nu al zo is wat zal het zijn als ik 18
ben ben ik verloren
ben ik verloren

De Kart #2 cijfers en terminologie 1024 576 L'Ilot

De Kart #2 cijfers en terminologie

25,5 %

20%

4 kinderen op 10

20,6%

933

1 Brussels kind op 4

werkloosheid bij de min
24-jarigen (met andere woorden:
jongeren die als werkzoekende
ingeschreven zijn bij de overheidsdiensten
voor arbeidsbemiddeling
zoals Actiris of de Forem. Jongeren
die niet ingeschreven zijn, zijn
onzichtbaar en vallen buiten deze
cijfers).

20% van die jonge werklozen is
ook ingeschreven bij het OCMW.

in Brussel worden geboren
in een gezin dat onder de
armoededrempel leeft.

van de Belgische kinderen woonde
voor de Corona-crisis in “arme”
gezinnen. We verwachten dat dit
cijfer na deze crisis tot 25% zal
oplopen.

933 minderjarigen werden in 2020
als dakloos geregistreerd, dat is op
twee jaar tijd een stijging met 50,7%.
(Telling van Bruss’Help in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest).

groeit op in een gezin zonder
inkomsten uit arbeid.

Niet plaatsbare jongeren

Deze term komt uit de sectoren van de
jeugdhulp, geestelijke gezondheidszorg
en gehandicaptenzorg om jongeren aan
te duiden die op de grens tussen deze drie
sectoren zitten en die geen dienst vinden
die een antwoord biedt voor hun noden.
De begeleidingen die de instellingen
hebben opgezet, hebben ze geprobeerd
maar hebben gefaald. Het is ook de titel
van een documentaire van het Forum
tegen Ongelijkheden, die we u aanbevelen.

130 “niet plaatsbare jongeren” in de Federatie Wallonië-Brussel

NEET

(Not in Employment, Education or
Training): niet op school, aan het werk of
op stage. Je kan heel kortstondig “NEET”
zijn, zonder risico in een kwetsbare
situatie te komen, of je kan het heel
langdurig zijn en uit het systeem vallen.
Deze definitie moet in vraag gesteld
worden, want ze is gebaseerd op negatieve
omschrijvingen terwijl die jongeren
vaak heel dynamisch zijn en in actie
komen. Volgens het IWEPS (Institut
Wallon de l’Evaluation, de la Prospective
et de la Statistique) zouden in 2020
(dus voor de corona-crisis) 14,1% van
de 18-24-jarigen in het Brussels
gewest tot deze groep behoren, 14,8%
in Wallonie en 8,8% in Vlaanderen.

14,1 % de NEET in het Brussels gewest.

NBMV

Niet-Begeleide Minderjarige
Vreemdelingen: dat zijn jongeren van
buitenlandse origine die zonder hun
ouders of wettelijke vertegenwoordigers
in België zijn aangekomen. Sommigen
beginnen een asielprocedure, maar
velen doen het niet omdat ze hopen
door te reizen naar een ander Europees
land. Daardoor wordt hun situatie nog
zwakker. Die jongeren ontvluchten vaak
een zeer kwetsbare situatie en hebben
in hun land van herkomst ook vaak
al op straat geleefd. Omwille van hun
traumatische migratietraject en hun
moeilijke situatie in België, ontwikkelen
ze vaak verslavingsproblematieken.

93 NBMV in de Federatie Wallonië-Brussel in 2019.

Jongeren op de dool

Jongeren op de dool zijn jongeren
van 12-13 tot soms 25 jaar. Ze zijn ook
niet altijd dakloos in de enge betekenis
van het woord, maar gaan steeds heen
en weer tussen vrienden, sociaal verblijf,
familie, openbare plaatsen, kraakpanden,
enz. Die jongeren hebben de band
met thuis, de school, de instelling
losgelaten. Doordat ze geografisch
rondzwerven, is het bijzonder moeilijk
hen op te volgen. Daarom ontstond het
idee om een ankerpunt te creëren, dankzij
de nieuwe opvangstructuur Macadam
waar 't Eilandje actief aan meewerkt. Deze
structuur wil laagdrempelig
en onvoorwaardelijk zijn.

De Kart #2 jongeren op de dool 1024 576 L'Ilot

De Kart #2 jongeren op de dool

Jongeren en dakloosheid. Waar beginnen we? De realiteit is zo complex. Elke jongere heeft zijn eigen traject en problemen. Er is geen “one size fits all”, geen standaardoplossing die in alle opzichten voor iedereen past. En enkel de vraag van dakloosheid lost het probleem niet op.

Want een dakloze jongere is een jongere die gebroken heeft met zijn familie, of die de school verlaten heeft, of beide. Die misschien het slachtoffer is geworden van geweld, of geboren is in een kansarm gezin, of beide.Die een rugzak met trauma’s meedraagt, misschien een tijdje in de delinquentie heeft gezeten om te overleven, in drank of drugs is gevlucht om aan zijn of haar situatie te ontsnappen, of dat allemaal tegelijk.

Achter het woord “jongeren” kan veel schuilgaan: een zeer jonge vrouw die een gewelddadige thuissituatie is ontvlucht, een niet-begeleide minderjarige die in België is aangekomen na een pijnlijke en traumatiserende migratie, een stiefzoon waar de nieuwe partner niet wilde van weten, een meisje met een lichte handicap die door haar familie wordt verworpen of niet wordt begrepen. Of dat kind dat is opgegroeid in een gezin in moeilijkheden, opgevangen wordt door Pleegzorg, zich steeds meer gaat verzetten tegen elke institutionele opvang, een conflict heeft met “het systeem” dat volgens hem te weinig luistert, te veel regels oplegt, te star is... en onrechtstreeks ook te gewelddadig is.

In de loop van zijn of haar traject hebben de volwassenen die hem of haar moesten dragen, gefaald. Die jongere voelt zich in de steek gelaten of zelf verworpen door de maatschappij, en dat is begrijpelijk. Die maatschappij vraagt hem aan de ene kant om steeds vroeger voor zichzelf te zorgen, maar geeft aan de andere kant de middelen niet. De jongeren moeten de kost verdienen, de huishuur betalen, kortom op eigen benen staan, maar er zijn geen jobs meer en de huurprijzen zijn te hoog. Moeten we er nog aan toevoegen dat Corona en zijn gevolgen die situatie enkel erger hebben gemaakt?

Een jongere zonder vaste woonplaats is in drie opzichten op de dool: fysiek (van de ene plaats naar de andere), institutioneel (van de ene dienst naar de andere) en psychologisch (van de ene onzekere situatie naar de andere, zonder vaste stek). Die jongeren slapen een nacht bij vrienden, een nacht op een openbare plaats (de straat, een metrostation, een cinema, enz. ) en soms in een sociale opvangplaats. Ze drijven steeds
verder weg van de instellingen (en daarmee ook van de plaatsen waar ze zich op hun rechten kunnen beroepen) want die zijn ontoegankelijk geworden, zijn niet langer aangepast, en staan gelijk met geweld. Bij 't Eilandje spreken we eerder van jongeren op de dool dan van dakloze jongeren. Omdat die jongeren voortdurend in beweging zijn en de institutionele structuren wantrouwen, is het bijzonder moeilijk om hen te begeleiden.

Daarom hebben we eind 2020 actief meegewerkt aan de oprichting van Macadam, een dagopvang voor jongeren op de dool, dat in juli 2021 werd geopend. Macadam heeft net als taak om een ankerpunt te creëren, een plaats waar die jongeren naartoe kunnen komen en kunnen terugkomen, zich even neerzetten en uitrusten en waar een vertrouwensband kan groeien. Om rekening te houden met de complexe realiteit van elk van die jongeren, werd het project intersectoraal uitgewerkt met organisaties uit de sector van hulp aan daklozen, hulp aan jongeren, jeugdzorg, strijd tegen ongelijkheden en geestelijke gezondheidszorg (Le Méridien, het Brussels Forum tegen Ongelijkheden, de Ligue bruxelloise pour santé mentale, AMO Cemo, Abaka en SOS jeunes).

Want jammer genoeg wordt de situatie elk jaar erger: niet alleen stijgt het aantal jongeren op de dool voortdurend, maar ze worden ook steeds vroeger in hun leven met dakloosheid geconfronteerd. Enkel en alleen al in Brussel spreken we over meer dan 900 minderjarigen, dat is 50,7% meer dan in 2018!

Maar onze teams blijven optimistisch en vastberaden: er is geen sprake van onze jongeren te laten vallen. De werkpunten zijn duidelijk: plaatsen buiten de instellingen creëren waar de jongeren in alle vrijheid kunnen zeggen wie ze zijn, hoe ze zich in het leven zien; intersectoraal werken om hen beter te begeleiden in de globaliteit en de complexiteit van hun traject en in de specifieke context die de fase “jeugd” zeker is; naar hen luisteren en hen de kans bieden om mee te werken aan oplossingen voor hen. Onze jongeren, en die jongeren in het bijzonder, moeten opnieuw hun plaats in de maatschappij vinden: zij zijn immers de hoop en de toekomst. Daarom moeten we naar hen kijken en hen beschouwen als mensen en niet als problemen. De politici moeten dringend het vertrouwen herstellen door naar hen te luisteren, in plaats van hen een maatschappijvisie op te leggen die niet bij hen past.

Want het komt erop aan hen opnieuw hun waardigheid en hun plaats in onze maatschappij te geven. Die jongeren verdienen dat. Als maatschappij kunnen we hen niet opnieuw in de steek laten.

Ariane Dierickx, Algemeen Directrice van 't Eilandje

Bernard De Vos, Afgevaardigde voor de kinderrechten

UITWEG – een innovatief project voor begeleiding en inclusie via een tijdelijke woning 150 150 L'Ilot

UITWEG – een innovatief project voor begeleiding en inclusie via een tijdelijke woning

Van het begin van het project in maart 2020 tot op 1 september 2021
- zijn 41 dakloze personen in 24 UITWEG woningen ingetrokken, dankzij een samenwerking met 4 huisvestingspartners;
- werden 51 dakloze personen begeleid in het kader van UITWEG, alsook krakers, vrienden en familieleden van mensen die een tijdelijke woning hadden;
- was de tijdelijke woning voor 13 mensen een opstapje naar een definitieve woning;
- heeft de tijdelijke woning 15 mensen de kans geboden om zich administratief opnieuw met alles in orde te stellen.

Voor wie? Waarom?

We stellen vast dat er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest steeds meer dakloze personen zijn, dat er tegelijkertijd ook steeds meer woningen in Brussel leegstaan, en dat de opvangcentra overvol zitten. Daarom hebben ‘t Eilandje, DIOGENES, de SMES, Hoeksteen en de New Samusocial  besloten om hun expertise samen te leggen en UITWEG te creëren. Dit innovatieve project is ontstaan uit de wil om dingen anders te benaderen en een bijkomend alternatief aan te bieden, naast de bestaande projecten uit de sector van de hulp aan daklozen.

Het project UITWEG beoogt dan ook een maatschappelijke herintegratie dankzij een tijdelijke individuele woning en een sociale begeleiding op maat.

Hoe? Via meerdere partners en een innovatieve methode

Het project UITWEG wordt gefinancierd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) en wordt gesteund door Bruss’help, het krijgt concreet vorm dankzij ‘overeenkomsten voor tijdelijke bewoning’ die met verscheidene openbare of private actoren worden ondertekend, zoals de Openbare Vastgoedmaatschappijen (OVM), de Sociale Verhuurkantoren (SVK), CityDev (Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) of andere partners die aan het project UITWEG willen meewerken. De woningen zijn individueel.

UITWEG grijpt het feit dat woningen leegstaan aan als een opportuniteit om er tijdelijk dakloze personen te huisvesten.

Dat gebeurt volgens een innovatieve aanpak met 3 operationele krachtlijnen; de vijf organisaties werken samen aan een aangepaste begeleiding van de betrokkene die de tijdelijke woning betrekt.

Elke krachtlijn werd uitgewerkt om aan specifieke noden te voldoen:

Krachtlijn 1: integratie door huisvesting via een intensieve coaching - deze krachtlijn wordt gedragen door de cel Woningzoeker en –creator (cel WZC) van ‘t Eilandje -

- Doelgroep: mensen met een stabiel inkomen die een blijvende woning zoeken

De cel Woningzoeker en –creator (cel WZC) biedt waardige, toegankelijke en duurzame huisvesting aan 26 diensten die daklozen of mensen in zeer precaire situaties in het Brussels Gewest begeleiden, volgens een toewijzingssysteem dat door haar stuurcomité is goedgekeurd. Als operator van de krachtlijn 1 van het UITWEG-project verleent de cel WZC zijn partners toegang tot de ISSUE-woningen.

De tijdelijke woning van UITWEG helpt om een intensieve coaching door twee facilitatoren (een vastgoedmakelaar en een maatschappelijk werker) op te starten.   De stabiliteit die de tijdelijke woning biedt, maakt dat de coaching beter werkt, ze faciliteert de aanwezigheid van de betrokkene bij de administratieve stappen, en ze geeft de betrokkene de kans - doordat hij/zij al een eerste woonervaring heeft - om zich grondig voor te bereiden op een start in een definitieve woning.

Sinds de start van het UITWEG-project in maart 2020 heeft de cel WZC via de krachtlijn 1 aan 11 mensen van 9 verschillende diensten een UITWEG woning geboden en in totaal 17 mensen ondersteund (inclusief gasten van bewoners en mensen die zonder woning worden ondersteund). Van deze 17 personen zijn er 9 in duurzame huisvesting terechtgekomen, één in Housing First-accommodatie, één in een transitwoning, één in een opvangtehuis en één in een cohousing. Op dit moment, bezetten 4 mensen nog steeds een van de UITWEG woningen.

 

Krachtlijn 2: Adempauze, rust, het openen van de rechten voor dakloze personen- deze krachtlijn wordt gedragen door DIOGENES, Hoeksteen en de Samusocial -

- Doelgroep: mensen op straat die nood hebben om fysiek of psychisch uit te rusten, die zichzelf uitsluiten van de noodopvangcentra of hier geen plaats vinden, of diegenen die noodopvang langdurig blijven gebruiken.

In deze krachtlijn komt het erop aan om - via een tijdelijke woning - een adempauze en rust te geven. De verblijfsstatus noch de administratieve en financiële situatie zijn een toegangsvoorwaarde. In dat opzicht zijn de kosteloosheid van de woning en de mogelijkheid tot domiciliëring van cruciaal belang omdat die elementen de kans geven om de nodige administratieve stappen te zetten, zeker voor mensen met een kwetsbaar statuut.  Via de bijhorende gepersonaliseerde begeleiding, kunnen we werken aan het herstel van hun rechten, kan de zorg en de hulp weer opgenomen worden, kan de betrokkene zich administratief weer in regel stellen, enz.

Krachtlijn 3: Toegang tot een doorgangswoning om (opnieuw) naar een woning van het type ‘Housing first ’ te gaan – deze krachtlijn wordt gedragen door DIOGENES en SMES –

-  Doelgroep: dakloze personen die bijzonder kwetsbaar zijn door een samenloop van problemen, met name inzake geestelijke gezondheidszorg en verslavingsproblematieken, en die definitief van straat weg willen; mensen die tijdelijk niet meer kunnen functioneren in het keurslijf van een klassieke woning.

Voor deze personen biedt de UITWEG woning en de bijbehorende globale psychologische, medische en sociale begeleiding, de mogelijkheid tot een (intensieve) begeleiding in hun zoektocht naar een blijvende woning en is het een opstapje naar een duurzame woonst.

Hotel Solidair: het belang om verder te zetten 661 1024 L'Ilot

Hotel Solidair: het belang om verder te zetten

 

Uitzonderlijke situaties vergen uitzonderlijke maatregelen. Het project Hotel Solidair werd enkele weken na de start van de eerste lockdown opgestart. De nieuwe corona-maatregelen gingen voor de daklozen immers tot nieuwe moeilijkheden leiden. Dit project was iets totaal nieuw en ongezien. Bij aanvang was het project opgevat als een noodoplossing, maar het werd al een aantal keren verlengd. Daarbij hebben we gemerkt dat deze vernieuwende, intersectorale methode een aantal voordelen heeft en dat bepaalde mensen die zo onderdak krijgen, wegkomen uit de dakloosheid dankzij een begeleiding die inzet op blijvende oplossingen.

Een gesprek met Esther Jakober, projectverantwoordelijke van de cel Woningzoeker en –creator (cel WZC) en met Sarah Goffin, coördinator van de projecten Hotel & Uitweg.

Hoe is het verhaal van Hotel Solidair gestart?

Esther Jakober: Eind maart, begin april 2020 begon ‘t Eilandje hotels te prospecteren. Na veel zoekwerk vonden we een eerste hotel in het stadscentrum. Op papier hadden we een ideale werking uitgetekend, maar omdat dit een primeur was binnen zijn genre werd het concept steeds verder op punt gesteld naarmate het project telkens verlengd werd. Het gegeven dat we afhankelijk waren van verlengingen, heeft het er ook niet gemakkelijker op gemaakt. We hadden geen enkele zekerheid hoelang het project zou duren, en hebben dus medewerkers voor korte termijnen moeten aanwerven. Die onzekerheid maakte dus dat er een groot personeelsverloop was. Vanaf september 2020 kregen we enige stabiliteit dankzij het vooruitzicht dat we het project in een ander hotel konden verderzetten en dat het project tot juni 2021 zou worden verlengd. Op die manier hebben we een stevigere structuur kunnen opzetten, zoals sociale coördinatie ter plaatse. Dankzij die coördinatie hebben we de begeleiding beter kunnen structureren.

Sarah Goffin: Ik ben zelf in het project ingestapt toen het zich aan het ‘zetten’ was, doordat er een hotel mee instapte dat zich qua infrastructuur beter leent voor die nieuwe soort noodopvang. De gemeenschappelijke delen zijn aangenaam, veel groter en je kan er veel organiseren.

EJ: In volle corona-crisis moesten we hals over kop oplossingen bedenken. En vinden. Het is echter belangrijk om eventjes stil te staan om een dergelijk project op te zetten, een goede locatie te vinden, de onderhandelingen op te starten, enz.

Was de hotelsector vragende partij voor dergelijke projecten?

EJ: Aanvankelijk was het zeker niet evident, want niemand dacht dat de situatie zo lang zou aanslepen. De hotels waren dus niet noodzakelijk enthousiast bij het idee om onze mensen op te vangen. We hebben enkele hoteluitbaters gepolst, tot we een eerste hotel hadden dat meteen interesse had.

Groeide hun interesse naarmate de maatregelen werden verlengd?

EJ: Later hebben hoteluitbaters ons hun etablissement spontaan aangeboden. We hebben niet kunnen ingaan op hun vraag, want het opzetten van een opvang voor onze doelgroep in een hotel vereist niet enkel de financiering, maar ook een behoorlijke organisatie qua infrastructuur, logistiek, begeleiding en we vonden het ook niet redelijk om tegelijkertijd met hotel Belvue, nog een ander project van die omvang op te starten.

Wat is specifiek voor de begeleiding van mensen in een hotel?

SG: Van bij de start was het project Hotel Solidair een partnerschap tussen drie verenigingen: ‘T Eilandje Diogenes en Doucheflux. De gebruikers van het hotel zijn mensen die door deze drie diensten zijn doorverwezen. We wilden van bij de start dat het hotel gratis en volledig toegankelijk zou zijn, zodat er diverse profielen van begeleide mensen terecht konden. De kamers zijn individueel en het gemeenschapsaspect zit in de maaltijden en het gebruik van de gemeenschappelijke delen. We geven aan de hotelgasten een grote onafhankelijkheid, wat anders is dan in een opvanghuis waar we een minimum aan “samen-leven” vragen. Dat is waarschijnlijk ook waarom bepaalde profielen eerder naar het hotel dan naar de opvanghuizen wordt verwezen.

Welke elementen van dit project zouden jullie willen behouden?

EJ: het project Hotel heeft een hoge kost (maar niet noodzakelijk veel hoger dan een opvanghuis) maar dit model biedt veel voordelen: er is privacy, dankzij de individuele kamers (in tegenstelling tot noodoplossingen die vaak slaapzalen aanbieden), het biedt veiligheid, en het is gratis (zodat we er ook mensen zonder enig inkomen kunnen opvangen).

Zien jullie het Hotel als een vervanging voor de noodopvang op lange termijn?

EJ: Ik zou eerder denken aan een wijziging van de noodopvang: plaatsen in de noodopvang die gezelliger zijn en een sterkere begeleiding bieden. Dat hoeft niet noodzakelijk de luxe van een hotel te hebben. Ik denk niet dat de begeleide mensen daar vragende partij voor zijn: een badkamer, een bed, een televisie en zo, dat volstaat. Het is een gelegenheid om vragen te stellen bij de noodopvang.

SG: Hier hebben we een begeleiding die 7d/7, 24u/24 aanwezig is. Dat geeft een ontzettend verschil naar mankracht die je moet kunnen inzetten, maar ook naar de begeleiding die je de mensen biedt. Het is een echte meerwaarde als je dat kan bieden.

Een manier voor de teams om in contact te komen met profielen die soms onder de radar blijven?

EJ: Zo hebben we mensen die nergens anders wilden binnengaan, kunnen overtuigen om te komen. De context heeft hen gemotiveerd, omdat iedereen zijn eigen kamer, zijn vrijheid heeft. Zo hebben we zelfs contact met mensen die totaal niet wilden weten van verblijf, onderdak, opvanghuis, enz.

SG: … en hebben we mensen die al jaren op straat wonen en voor wie verblijf geen optie was, toch onderdak kunnen krijgen Dat was echt mogelijk dankzij de privacy en de zelfstandigheid. Dat ze op dezelfde plaats aanwezig waren, heeft ook alle andere stappen die nog moeten worden gezet in een stroomversnelling gebracht, zoals de medische opvolging, het feit dat ze opnieuw naar een arts gaan, maar ook alle administratieve stappen die werden gezet.

EJ: Het is ook omdat het project een tijd heeft geduurd, dat we die stappen gestructureerd hebben kunnen zetten.

In de loop van 2020 werden 44 mensen in het kader van Hotel Solidair opgevangen. Zes daarvan hebben een definitieve woning gevonden en hun situatie in nu stabiel. De moeilijkheid van een dergelijk project ligt met name in het feit dat de dossiers van de opgevolgde mensen complex zijn, soms zelfs zo complex dat ze niet te ontwarren zijn.