fbpx
  • 28 augustus 2023

Kart #7 | “De school is belangrijk, maar zolang er geen onderdak is, is er ook geen veiligheid.“

Kart #7 | “De school is belangrijk, maar zolang er geen onderdak is, is er ook geen veiligheid.“

Kart #7 | “De school is belangrijk, maar zolang er geen onderdak is, is er ook geen veiligheid.“ 1024 576 L'Ilot
Vanuit een rijke ervaring in het jeugdwerk en de jeugdbescherming, is Solayman Laqdim sinds januari de nieuwe Algemeen Afgevaardigde voor de Kinderrechten van de Fédération Wallonie Bruxelles. Een belangrijke plaats en een ideale positie om de specifieke situatie van dakloze jongeren te observeren.
Meneer Laqdim, u hebt 20 jaar in het jeugdwerk en de jeugdbescherming gewerkt. Nu bent u Algemeen Afgevaardigde voor de Kinderrechten van de Fédération Wallonie Bruxelles. Welke conclusie trekt u uit de huidige situatie van de ronddolende jongeren en hun schoolbezoek?

U hebt gelijk, jeugdhulp en -bescherming zit in mijn DNA. Gedurende 20 jaar heb ik vele jongeren uit gespecialiseerde instellingen voor jeugdhulp en jeugdbescherming zien komen maar ik zag een paar jaar later, wanneer ze meerderjarig worden, vaak ook dat ze dakloos werden en op de dool raakten. De cijfers zijn ronduit dramatisch. Mijn besluit is dat de huidige oplossingen enkel gericht zijn op symptoombestrijding en niet werken. De oplossing ligt in preventie. Want als je tot je 18 in een instelling zit, is het altijd moeilijk om daarna op eigen benen te staan. Temeer om deze jongeren de meest kwetsbare onder de kwetsbaren zijn.

Wie zijn voor u ‘de meest kwetsbare onder de kwetsbaren zijn’?

De vraag van jongeren tussen 18 en 25 is ook nu al een prioriteit. Die leeftijdsgroep is oververtegenwoordigd bij de leefloners. In de regio Charleroi gaan de cijfers tot 40 %.

Een vrouw op straat staat nog zwakker. Als je een jonge vrouw bent met een verleden als slachtoffer van mensenhandel, dan is dat nog een extra kwetsbaarheid. Daarnaast zijn er zijn uiteraard ook nog de Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV). Een derde groep die onder de radar blijft, zijn jongeren met een beperking. Voor al die groepen is de centrale vraag hoe we hen zelfstandig kunnen maken zodat ze niet op de dool raken.

En hoe precies?

Voor mij is huisvesting de absolute prioriteit. Meer nog dan naar school gaan. School wordt pas opnieuw belangrijk zodra je je situatie als individu stabiel hebt. En je je veilig voelt. School is belangrijk, maar als je alle moeilijkheden optelt waar die doelgroepen mee zitten, dan merk je dat als er geen huisvesting is, er geen veiligheid is. Daarom ben ik een vurig pleitbezorger van Housing First. Alle studies tonen aan hoe goed dat werkt. En dan is er de vraag naar onvoorwaardelijke opvang, opvang waarvan de voorwaarden niet te beperkend mogen zijn.  Zo zijn er in Brussel jammer genoeg zeer weinig. We zitten dus enerzijds met jongeren die een verleden als delinquent hebben en waarvan het leven in het algemeen behoorlijk hobbelig is verlopen, en anderzijds met instellingen die hen niet kunnen opvangen door een gebrek aan middelen.

Onze instellingen werken met name met zeer jonge kinderen en hun ouders. Wat denkt u van het idee dat deze doelgroepen voorrang zouden krijgen bij huisvesting? 

Er zijn momenteel zoveel kwetsbare groepen dat we in de verleiding komen om voorrang te geven aan sommigen, aan degene die nóg kwetsbaarder zijn. Zo kom je soms in absurde situaties terecht. Voor Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen bij voorbeeld geeft men voorrang aan dossiers waarin een gerechtelijke procedure loopt, omdat er niet genoeg voogden zijn. Je kan er om lachen of wenen, maar er zijn jongeren die criminele feiten, gewoon plegen om zo een voogd te kunnen krijgen. Ik wil maar zeggen dat het altijd gevaarlijk is om bepaalde groepen voorrang te geven.

De migratiekwestie staat centraal omdat men weet dat een kind op school sneller uitvalt als het de taal niet kent. Hoe kunnen we die jongeren weer naar school krijgen?

Een moeilijke toegang tot rechten is nog zo’n factor die kwetsbaarheid groter maakt. De paradox is dat we weten dat naar school gaan, leidt tot een hele reeks rechten. Bij voorbeeld, een Niet-begeleide minderjarige vreemdeling moet drie maanden naar school gaan om recht te hebben op een dekking door een ziekenkas. Normaal gezien mag een school een inschrijving niet weigeren, behalve om bepaalde redenen. Maar in de praktijk laten NBMV’s die zich zonder voogd op een school aanbieden om zich in te schrijven, zich afschepen. Zonder dat ze zich kunnen verdedigen, omdat ze de regels of de taal niet kennen. De taal kennen is cruciaal. En men zegt dat je 7 jaar in een taal moet ondergedompeld zijn om ze goed te beheersen …

Welke oplossingen moeten ingevoerd worden om aan die feitelijke afscheiding te verhelpen?

Het is een complexe kwestie. Vooral als we ons concentreren op jongeren die niet naar school kunnen, die nog nooit naar school gegaan zijn, die sinds geboorte in oorlogssituaties hebben geleefd, die via een migratieroute hier zijn geraakt en die hier nu ronddolen. Mensen die niet gealfabetiseerd zijn naar school doen gaan, is een moeilijke zaak. Er bestaan initiatieven, maar die werken met zeer weinig middelen. Ik denk bij voorbeeld aan “La Petite École” in de Marollen. Het onderwijs daar is heel erg ‘soft’, maar de doelstelling is om die jongeren zover te krijgen dat ze de overstap naar een gewone school kunnen maken zodat ze zich opnieuw kunnen socialiseren. Het is een krachtig experiment. Er zijn er nog andere. Bij voorbeeld de DASPA (Dispositif d'Accueil et de Scolarisation des élèves Primo-Arrivants et Assimilés). Daar wordt gewerkt met jongeren die vroeger al wel naar school zijn gegaan maar die geen Frans kennen. Maar dat initiatief kampt met een grote spanning tussen hun aanbod en de vraag naar plaatsen. Zeker in een stedelijke context waar ontzettend veel plaatsen tekort zijn. En dan is de overgang van die DASPA naar het gewone onderwijs nog een flinke uitdaging. Daar schort iets.

Hoe kunnen we in die omstandigheden positief naar de toekomst kijken?

Dat vraagt een ambitieus sociaal beleid. Met een beleid voor ouderschapsbegeleiding dat kwalitatief en welwillend is en de opvoedkundige keuzes respecteert. Door meer inclusie op school. Door meer democratie. Door meer equity. Maar daarvoor moeten we weg uit de logica die snel of op korte termijn resultaten wil. Ook al moeten we erkennen dat ik in het onderwijs, met het Pacte pour un Enseignement d’Excellence in de Franstalige gemeenschap, voor het eerst in de recente geschiedenis van het beleid, iets zie dat op lange termijn kijkt. Nu is de horizon 2030.

Je kan spreken over de grond van de zaak, maar het is goed om een visie te hebben en niet om de vijf jaar een andere richting uit te gaan.

Het interview met Solayman Laqdim, Algemeen Afgevaardigde voor kinderrechten.

Leave a Reply