fbpx

Verhalen

Dagopvangcentrum: terugblik op een aanpassing op lange termijn 1000 762 L'Ilot

Dagopvangcentrum: terugblik op een aanpassing op lange termijn

 

Wie onzichtbaar was, werd in 2020 zichtbaar. Toen alle terrassen en de wandelaars van het Sint-Gillisvoorplein in Brussel weg waren, bleef enkel de lange rij wachtenden aan het sociaal restaurant van ‘t Eilandje over.  Het team van ‘t Eilandje heeft getoond dat het zich steeds opnieuw kon aanpassen om het hoofd te bieden aan deze ongeziene situatie.

Een gesprek met Philip de Buck, directeur van het dagopvangcentrum van ‘t Eilandje, en Kasole, vrijwilliger in het dagopvangcentrum.

Hoe lang heb je nodig gehad om te reageren toen de eerste lockdown werd aangekondigd? 

Philip De Buck: Een dag.

Kasole: We waren wat verrast.

PDB: We hebben de deur van de ene dag op de andere gesloten en hebben meteen alles herbekeken. We hebben aan een nieuwe werkwijze opgezet, en dat betekende dat we in eerste instantie enkel maaltijden bedeelden aan de deur. Het maatschappelijk werk hebben we wel volledig moeten stopzetten. Twee weken na het begin van de lockdown en van de maaltijdbedeling aan de deur, hebben we bij de gemeente en het OCMW aan de alarmbel getrokken, en die hebben straathoekwerkers gestuurd. We probeerden zo goed en zo kwaad als het ging om maatschappelijk werk te doen, maar het was schier onmogelijk: er was geen telefoon meer, alle sociale diensten en het OCMW waren gesloten ... We zijn van 45 maaltijden per dag naar 100 en soms zelfs naar 200 gegaan voor een groep die we niet op dezelfde manier kunnen identificeren als nu. Normaal gezien komen mensen naar het onthaal waar ze hun lidkaart tonen. Dan weten we dat ze dakloos zijn en aan de voorwaarden voldoen om van ons centrum gebruik te maken. Dat ging niet meer: we kregen mensen aan de deur die ons zeiden dat ze in de ellende zaten en de rijen werden steeds langer. Kasole was de eerste die de bekende anti-corona outfit heeft aangetrokken.

Hoe hebt u de bedelingen georganiseerd?

K: Met take-out formules moesten we alles in zakken stoppen: soep, dessert, voorgerecht, ... En de hele installatie buiten moest opgesteld worden. En enkel tegen de middag, wanneer we met de bedeling begonnen, moesten we klaar staan, om de mensen te vragen hun handen te ontsmetten en de hygiëneregels na te leven en om met het team het goede verloop van de verdeling op te volgen.

Van de ene dag op de andere hadden jullie geen moment meer om tijd door te brengen met de gebruikers. Hebben jullie specifieke moeilijkheden ervaren?

K: Er waren veel mensen die we niet kenden. Er soms was er ook de taalbarrière, en dan was het moeilijk om met die mensen te spreken. Soms liep de spanning op omdat mensen in de rij honger hadden. Dat maakte het moeilijk om zo’n groep te sturen.

PDB: Bij de aankondiging van de eerste lockdown moet je beseffen dat ervoor de daklozen ook geen horeca meer open is waar ze naar het toilet kunnen gaan, dat ze niet meer konden bedelen op straat, er werd zelfs gesproken op het schrappen van alle cash geld. De mensen konden ook niet meer zomaar in een park gaan zitten, en men vroeg hen om ‘thuis te blijven’. Men had totaal niet aan hen gedacht. Er was een ontzettend gevoel van paniek en verlatenheid. Dat hebben we heel sterk gevoeld. Dat had ook een weerslag op het team. Kasole kan daarvan meespreken; hij heeft meteen de handen uit de mouwen gestoken, gelukkig maar! Soms kwamen we met 3 of 4 samen om het centrum draaiende te houden; dat was intens. We hebben een hele werkwijze moeten opstellen. Na een week hebben we een werkwijze uitgeschreven, maar die zijn we voortdurend blijven aanpassen. Ik denk dat de werkwijze op een jaar tijd wel drie keer ingrijpend is omgegooid voor de hele structuur. De kleine ingrepen bij de eerste etappe waren dat we het eten buiten uitdeelden, dat er dranghekken, grondmarkeringen en een installatie stonden om buiten zijn handen te kunnen wassen. Sommige mensen hadden zelfs geen water meer om zich te wassen.

Hebben veel nieuwe mensen zich aangemeld voor de voedselbedelingen?

K: De mensen mochten niet meer in het dagopvangcentrum binnen, dus verliep alles buiten. We hebben mensen gezien die inderdaad niet tot ons gebruikelijke publiek behoren. Van bij de start beseften we dat de gebruikelijke aantallen maaltijden duidelijk niet volstonden.

PDB: De voorwaarden om van het Dagopvangcentrum gebruik te maken stellen dat iemand dakloos moet zijn. Om dat na te kijken, moeten we kijken met wie we te maken hebben, en daarvoor hebben we aan de ingang een onthaal waar mensen zich inschrijven en een lidkaart krijgen die vermeldt dat ze aan de toelatingsvoorwaarden voldoen. Als er geen onthaal meer is en alles op straat gebeurt, weten we niet met wie we te maken hebben. We gaan ook geen triage houden op straat. De sfeer was behoorlijk gespannen. We hebben het aantal maaltijden opgetrokken. Op een bepaald moment maakten we er 120 en hielden we een beetje opzij, en wanneer iedereen weg was, deelden we dat uit aan wie nog niets had gekregen. Elke dag deelden we 80 broodjes meer uit voor ‘s avonds. Op en bepaald moment was er geen andere mogelijkheid om aan eten te raken: andere diensten zijn pas weken later weer opgestart. Er waren her en der ook veel burgerinitiatieven, restauranthouders die zijn beginnen koken voor mensen op straat.

K: We konden de mensen niet aan hun lot overlaten.

PDB: De statistieken tonen niet wanneer de meeste mensen komen, wanneer de vraag het grootst is. We hebben de omvang van het werk niet kunnen meten omdat de mensen niet via het onthaal gingen. Waarschijnlijk hebben we mensen gezien die niet dakloos waren, maar die plots geen job, geen cent meer hadden. Sommigen zijn niet altijd niet van die klap bekomen. De laatste telling toont een stijging van het aantal daklozen in Brussel. We hebben, met name in samenwerking met de hotels, de capaciteit kunnen optrekken om meer daklozen op te vangen, maar het aantal mensen op straat daalt niet, dus is er een probleem.

Heeft iedereen zich moeten aanpassen?

PDB: Voor het team maatschappelijk werkers was dit het moeilijkste. Meestal gebeurt het maatschappelijk werk in een kantoor, je bent met mensen bezig, je probeert dossier in orde te krijgen, maar het OCMW, de gemeentediensten, de banken etc, opeens is alles dicht, je krijgt niets meer op orde. Het enige waar we mee bezig konden zijn, dat waren de eerstelijnsdiensten. Het team maatschappelijk werkers werd daar ingezet en sommige hadden zich hun werk nooit zo voorgesteld, en waren ietwat ontmoedigd, en daar komt bij de situatie op zich tot heel veel rust en angst heeft geleid. Uiteindelijk put deze crisis ons onvermijdelijk uit. Onze gebruikers hadden minder schrik van Corona dan de teams.

Hoe komt dat?

K: Op een dag werd een van de gebruikers geïnterviewd in de media en die zei: “ik kan kiezen: sterven van de honger of sterven aan Corona”. Deze zin vat het eigenlijk heel goed samen. Schrik is niet echt nieuw voor onze gebruikers. De mensen die via het Dagopvangcentrum passeren kunnen zeer goed relativeren en ze zeggen bij zichzelf dat ze moeten overleden, zo goed en zo kwaad als het gaat. Zolang men zocht naar vaccins kon men persoonlijk immers niets anders doen dan afwachten.  Voor degenen die al een probleem hadden voor het virus erbij kwam, was het in de eerste plaats kwestie van het eerste probleem proberen op te lossen voor ze zich zorgen maken om het tweede.

Hoe hebt u de teams vrijwilligers beheerd? Hebt u veel aanbiedingen gekregen?

PDB: Aanvankelijk hadden we een dertigtal vrijwilligers, in de wereld pre-corona. We hebben er maar één of twee behouden. We hebben aan de vrijwilligers moeten vragen om niet te komen. En er zijn altijd mensen die aanbieden om als vrijwilliger te komen helpen, maar we hebben die niet kunnen aannemen. In de eerste golf, nu is het veel minder aanwezig, was er een golf van solidariteit, de mensen willen meteen iets doen. We krijgen telefoontjes, giften, mensen wilden echt iets doen.

K: Er waren ook gewoon mensen die voorbij het Centrum kwamen, niet wisten was het was en die informatie kwamen vragen. Wanneer we het hen uitlegden, wandelden ze een blokje om en kwamen ze terug met een zakje voedingswaren omdat ze hadden gezien dat we iets te kort hadden. Dat was van ganser harte. Op een bepaald moment was die file mensen het enige wat er op straat te zien was. Het hele voorplein was leeg.

Hoe is de situatie geëvolueerd?

PDB: Tijdens die drie maanden hebben we de hygiëne- en controlemaatregelen aangescherpt, we hebben bepaalde maatregelen versoepeld maar we droegen overalls. Na de tweede lockdown hebben we gevochten om open te mogen blijven, en we hebben een als afwijking bekomen dat er 10 mensen tegelijk binnen en 3 in het salon mochten zijn.  Een jaar na het begin van de eerste lockdown, zitten we vast in dat ritme. Maar aangezien we de maaltijden in shiften organiseren, ontstaat er heel natuurlijk een doorschuifsysteem en kunnen we op een dag tijd heel wat mensen ontvangen.

Werd er meer voedsel ingezameld?

PDB: Dat is ontploft! Kort voor de corona-crisis hadden we een nieuwe bron voor de voedselinzameling. Met de stijging van het aantal bezoekers hebben we ingezien hoé ernstig de situatie was en hebben we alles in het werk gesteld om nieuwe bronnen te vinden. Door de solidariteit zijn we momenteel onafhankelijker, het gebeurt dat we soms maar heel weinig moeten aankopen voor het dagcentrum, de andere huizen geven minder uit aan voedingswaren, en zo zijn we in het LOCO-project kunnen stappen, een project voor collaboratieve logistiek waar ik sterk in geloof. We zijn een van de grootste organisatie geworden, en dankzij onze voedselinzameling kunnen we 5 of 6 andere organisaties bevoorraden. Nu kunnen wij geven, maar als er op een bepaald moment te weinig is, zal er een wederkerigheid ontstaan.

Welke indruk heeft deze periode op u achtergelaten? 

K: Ik heb persoonlijk echt beseft dat de daklozen echt vergeten konden worden als we niet genoeg over hun situatie spreken. Zo zou ik 2020 samenvatten. Namelijk als we niet voldoende communiceren over wat die mensen daar doormaken en meemaken, dan gaat men - zodra er iets verandert zoals dat het geval was met de corona-crisis - hen vergeten totdat de mensen spreken over hen en over het werk dat verricht is om hen te helpen.

Sinds oktober 2020 vangt het Dagopvangcentrum 10 personen tegelijkertijd per dienst ontvangen. Het doorschuiven blijft belangrijk; het is ook een manier voor onze teams om te zorgen dat elke dag opnieuw zo veel mogelijk mensen gebruik kunnen maken van onze diensten. Op jaarbasis mogen we fier melden dat de voedselinzameling met 50% gestegen is tegenover 2019, namelijk 150 ton. Het volume van de voedselinzameling blijft op het niveau dat we tijdens de eerste lockdown hadden, waardoor we de meeste maaltijden van ‘t Eilandje kunnen bereiden en kunnen blijven doorgeven aan andere organisaties.

De Kart #1 Marie’s verhaal 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 Marie’s verhaal

De Kart #1 de hoognodige kruisbestuiving tussen de strijd tegen dakloosheid en de strijd voor feminisme 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 de hoognodige kruisbestuiving tussen de strijd tegen dakloosheid en de strijd voor feminisme

Een dubbelinterview met Ariane Dierickx (‘t Eilandje) en Valérie Lootvoet (Université des femmes)

Precaire situaties en onzekerheid zijn constanten in het traject van vrouwen die op straat wonen of in slechte woningen belanden. Die vrouwen begeleiden vereist dus dat we de vinger leggen op de diverse discriminaties die het leven van vrouwen kenmerken, vanaf hun kindertijd. Anders biedt de begeleiding beperkte antwoorden voor de vrouwen, of leidt het zelfs naar nieuw geweld. Een dubbelinterview over de werking op het terrein met dakloze vrouwen met Ariane Dierickx (algemeen directeur van ‘t Eilandje) en het feministische discours met Valérie Lootvoet (directeur van de Université des femmes).

Interview door Manon Legrand (Alter Echos[1])

 

Wat is het traject van dakloze vrouwen en hoe worden ze dakloos? 

Ariane Dierickx: Vrouwen die dakloos zijn of dreigen het te worden, ervaren in de loop van hun levensloop veel discriminaties die allemaal samen de omstandigheden voor precaire situaties creëren en die verklaren waarom ze geen of een slechte woning hebben. Bij de meeste vrouwen die we begeleiden, zien we achterliggend alle discriminaties die vrouwen kunnen ondergaan: seksueel, psychologisch, fysiek, economisch geweld, meestal tegen een achtergrond van sociaal geweld dat al in de kindertijd begint. Men kan het niet genoeg zeggen: geweld is de grootste oorzaak van dakloosheid bij vrouwen, en op de tweede plaats geestelijke gezondheidsproblemen. Maar de geestelijke gezondheid van vrouwen wordt zelf ook beschadigd door het geweld dat ze hun hele leven lang doormaken. Als we deze kwestie systemisch zouden benaderen, zou dakloosheid bij vrouwen dus niet zijn wat het nu is.

Valérie Lootvoet: Dat brengt aan het licht dat er geen vangnet is voor vrouwen, en vooral het gebrek aan intra-familiale solidariteit voor wat in hun leven als vrouw (en zeker als meisje) gebeurd is. Ik denk niet dat dakloosheid iedereen boven het hoofd hangt, zoals men vaak hoort zeggen. Bij alleenstaande vrouwen met kinderen zie ik grote problemen om aan een woning te raken; sommige eigenaars weigeren, de huurprijzen voor een behoorlijke woning voor een vrouw en haar kinderen zijn te hoog, enz. Toch denk ik niet dat al die vrouwen, ondanks hun huisvestingsproblemen, in de situatie verkeren waarin ze geen onderdak meer gaan hebben.

Wat zou dan specifiek zijn voor vrouwen?

Ariane Dierickx: Vaak horen we dat een tegenslag in je leven een mogelijke oorzaak van dakloosheid is, maar meestal hebben mensen die bij onze diensten aankloppen, zowel mannen als vrouwen, een zwaar traject van instellingen achter de rug, met vele vormen van uitsluiting en geweld. Er zijn gemeenschappelijke elementen in de trajecten van dakloze mannen en vrouwen, maar voor vrouwen kom daar gender-gebonden geweld bij. Door de optelsom van situaties waarin ze systematisch genegeerd, verpletterd worden, waarin hen geweld wordt aangedaan, verliezen ze geleidelijk elk eigenwaarde. Zorgen dat ze die eigenwaarde opnieuw terugvinden is een van de grote uitdagingen bij de begeleiding in de sector van de hulp aan daklozen. Wanneer iemand de bestaande netwerken voor onderlinge hulp niet meer kan gebruiken, dan komt dat omdat de betrokkene de indruk heeft dat hij/zij daar de moeite niet meer is. Gender-gebonden geweld verergert dat verlies van eigenwaarde nog; dat wordt het begin van de neerwaartse spiraal die zover kan gaan dat vrouwen hun dak verliezen. Maar er zijn ook vrouwen die hier niet aankloppen omwille van sociaal en economisch geweld sinds hun kindertijd, maar wegens partnergeweld.

Als we dat weten, hoe komt het dan dat vrouwen een minderheid vormen binnen de daklozen?

AD: Vrouwen die het slachtoffer worden van partnergeweld, herkennen zich niet in de term “dakloos”; dat is een van de redenen waarom ze niet bij ons aankloppen. Die vrouwen gaan voor zichzelf ook niet toelaten om op straat te gaan leven omwille van de kinderen, terwijl mannen gemakkelijker hun gezin loslaten en alles achterlaten. Vrouwen doen dat niet, omdat ze weten dat de straat gevaarlijk is voor henzelf en voor hun kinderen. Ze zoeken noodoplossingen: een nacht bij familie, een nacht bij een vriendin, nog een nacht in de auto of in een kraakpand. En zo verdwijnen ze van de radar van de maatschappelijke hulpverlening en zien we hen niet in de statistieken. Het gebeurt ook dat vrouwen in een gewelddadige omgeving blijven omdat ze geen betere oplossing weten: blijven of weggaan, maar waarheen? Andere gaan in de prostitutie om de straat te vermijden. Al die verschillende situaties, waar men rekening zou moeten mee houden in de statistieken van slechte huisvesting en dakloosheid, geven een vertekend beeld van dakloosheid bij vrouwen, een fenomeen dat algemeen miskend is en onderschat wordt.

U stelt ook vast dat de diensten niet voorzien zijn op vrouwen. Waarom niet?

VL: We zitten momenteel - en niet enkel in de sector van de daklozen - in een systeem dat erop gericht is de risico’s te beperken, met maatregelen om te compenseren, maar die kunnen de jarenlange afbrokkeling van dat eigenwaardegevoel niet herstellen. Als vrouwen en mannen van in hun kindertijd beter begeleid zouden worden bij de vorming van hun eigenwaardegevoel, in het zorgen voor zichzelf, in het verzorgen van hun sociale banden, als de sociale parameters zouden toelaten om individuele identiteiten op te bouwen zodat die een solide basis zouden vormen, dan zouden we niet in dergelijke situatie belanden. Wie bij een dienst zoals ‘t Eilandje aanklopt, heeft een lange weg van kansarmoede achter de rug.

AD: Vrouwen weten dat vooral mannen gebruik maken van bepaalde diensten, en ook dat die diensten door en voor mannen zijn uitgewerkt. In de meeste infrastructuren van onze sector, hebben ze onvoldoende intimiteit. Ze kunnen er hun moeilijkheden, hun noden niet neerleggen. De oplossingen die men hen biedt zijn niet aangepast, en zeker niet in een context van urgente hulp die nog te vaak centraal staat binnen de geboden oplossingen. In volle Corona-crisis is ons dat echt opgevallen. Alle diensten op het terrein zagen de vrouwen verdwijnen. Onze hypothese is dat vrouwen nog verder ‘weggedrukt’ worden omdat onze diensten nu overbevraagd worden door mannen. Omdat vrouwen in onze diensten geen gepaste antwoorden vinden, komen ze er uiteindelijk niet meer naartoe en vinden ze andere oplossingen... of niet. En blijven ze het geweld van de straat of thuis slikken. De straat is voor iedereen gevaarlijk, dat weten we, maar voor vrouwen nog meer. Ofwel gaan dakloze vrouwen hun vrouwelijkheid ontkennen, verbergen, wat er ook weer toe bijdraagt dat vrouwen onzichtbaar worden. Ofwel zoeken ze de bescherming van groepen mannen, waar ze opnieuw in die dominante verhoudingen terecht komen. Het is een eindeloze cirkel…

Waarom en hoe moeten de sector van de hulp aan daklozen en het feministische discours beter op elkaar afstemmen?

AD: Een opvangplaats voor vrouwen is een loos antwoord als we het niet intersectoraal benaderen. Het terrein van de dakloosheid gaat onvoldoende in op het discours van het feminisme. Sommige elementen uit die beide werkgebieden overlappen, zoals het afstemmen van de sociale rechten: we verdedigen die allebei maar elk langs onze kant en we leggen de argumenten en strijdpunten nooit samen. We merken ook hardnekkige sporen van paternalisme in de begeleidingswijzen die we binnen onze sector aanbieden, een onbewust en uiteraard welwillend paternalisme, maar het belemmert het ontvoogdingsproces volkomen. We moeten van een caritatieve visie (die ook nog altijd veel te sterk aanwezig is) evolueren naar een politieke visie die de vinger op de tekortkomingen van de Staat legt, die ons publiek informeert over het sociaal beleid opdat die mensen zich bewust worden van hun vermogen om op te treden. Dat betekent ook dat we onze doelgroep in onze strategische denkoefening moeten betrekken. Een van de grote werkpunten in het sociaal werk is te zorgen dat de maatschappelijke teams op het terrein directe linken kunnen leggen tussen de moeilijkheden die de betrokkenen aanbrengen en de systeemoorzaken die tot die bepaalde situatie leiden. Dat betekent permanente educatie, en daarvoor moeten we kijken naar de feministische verenigingen. Het dagopvangcentrum dat we willen openen voor vrouwen, wordt niet enkel opgevat als een ruimte waar diensten worden aangeboden, maar ook als een plaats om hen collectief en solidair te mobiliseren, zodat de institutionele structuren maatschappelijk worden hervormd.

VL: De caritatieve benadering is ook het teken van een falende sociale Staat. De terugkeer naar liefdadigheid is een teken dat de Staat zijn rol niet vervult, dat zien we in deze crisis duidelijk. Sociale reproductie kan je doorbreken als de sociale Staat sterk staat, wat nu niet het geval is. De Staat is in staat geweest om een sociale zekerheid op te zetten, toegang tot cultuur te garanderen. De school is normaal gezien een vangnet dat preventief werkt voor de kinderen die er vele uren doorbrengen. Maar de sector is ‘op’, de leerkrachten zijn uitgeput, meer nog dan voor de crisis al het geval was. We moeten opnieuw stellen dat het de taak van de Staat is om de rechten te waarborgen, want anders wentelen we alles af op de gezinnen, op de vrouwen, of op de verenigingen.

[1] www.alterechos.be. Het maartnummer van Alter Echos is gewijd aan geweld tegen vrouwen in de sectoren van de psychosociale hulpverlening.

De Kart #1 de kunst van de zorg binnen het opvanghuis voor vrouwen en gezinnen van ‘t Eilandje 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 de kunst van de zorg binnen het opvanghuis voor vrouwen en gezinnen van ‘t Eilandje

Axelle is iets langer dan twee jaar aan de slag bij ‘t Eilandje. Ze begeleidt vrouwen en gezinnen als opvoedster en assistente in de psychologie. Door in een opvanghuis te werken heeft ze de zorgrelatie met de bewoonsters kunnen versterken. Doordat ze zowel de moeilijke momenten als de grote momenten van vreugde deelt, kan ze de mensen die ze begeleidt in hun geheel zien, wat helpt bij haar werk om het vaak teloorgegane zelfvertrouwen weer op te bouwen.

Wat heeft je naar ‘t Eilandje gebracht?

Ik heb drie jaar fotografie gestudeerd. Ik heb al vrij snel geïnformeerd naar de manieren om dit medium voor de zorg te gebruiken. Ik heb een jaar een opleiding kunsttherapie gevolgd om die vraag verder uit te werken. Zo heb ik de band tussen kunst en zorg kunnen versterken. Ik kreeg er te maken met kwetsbare mensen, met zeer vaak zware problemen. Ik wilde een theoretische bagage en had die ook nodig, en heb dan nog 3 jaar psychologie gestudeerd. Zeer snel wilde ik weten of filmfotografie kon helpen om het eigenwaardegevoel van vrouwen die intrafamiliaal geweld hadden ondergaan, weer op te bouwen. Ik heb een fotoproject uitgevoerd in een opvanghuis waar ik de bewoonsters begeleidde.

Na dat project wilde ik in een opvanghuis blijven werken.  Zorg is voor mij een manier om iets bij te brengen en ik wilde die vrouwen blijven helpen om opnieuw die connectie te vinden met hun diepste zelf, om zo goed mogelijk te proberen die pijn en dat lijden te verzachten.

Wat is jouw taak binnen het opvanghuis voor vrouwen en gezinnen?

Als opvoedster en psychologisch assistente bied ik steun bij het ouderschap. Als opvoedster zorg ik vooral voor administratieve ondersteuning van de bewoonsters; dat werk is soms formeel en informeel binnen het huis. Er zijn ook momenten die je deelt - we kijken samen naar een film, we nemen de tijd om samen te eten, samen iets te doen. De steun bij het ouderschap neemt verscheidene vormen aan. Zo is er het “oudercafé”: praatgroepen voor ouders en voor alle anderen die graag willen aansluiten. Daarnaast zijn er ook de ouder-en-kind-activiteiten en de individuele gesprekken. Het omvat ook werk als referent en als begeleider.

Wat is de sleutel om als maatschappelijk assistente en vertrouwensrelatie met een bewoonster op te bouwen?

Ik denk niet dat dat één bepaalde werkwijze voor bestaat. Sommige mensen hebben tijd nodig, anderen gaan iets sneller naar de ene of de andere collega, omdat het een man is of net omdat het een vrouw is, omdat die een bepaalde leeftijd heeft of een bepaald beroep heeft. Er zit een stuk identificatie in, wat ze op jou projecteren, en soms is het intuïtie. Ik denk dat elke collega een andere manier heeft om een vertrouwensrelatie met iemand op te bouwen. Ik vraag bij een eerste ontmoeting, en dat kan dom klinken, hoe het met haar gaat. Ik zeg haar “ik vraag je niet gewoon hoe het met je gaat, ik vraag echt hoe het met je gaat.” Meestal leidt dat tot een gesprek en beginnen we elkaar dingen te vertellen.

Zie je gemeenschappelijke punten in de trajecten van de vrouwen die bij je aankloppen?

De meeste vrouwen die hier aankomen, zijn getroffen door geweld; partnergeweld, echtelijk geweld, slavernij, incest, genitale verminking. We vangen ook vrouwen op die op straat zijn aanbeland maar die er op een bepaald moment echt niet meer kunnen leven. Zeer vaak zijn ze het slachtoffer geworden van seksueel geweld.

Wanneer een vrouw hier aankomt, is ze gebroken. We moeten leren om haar te begeleiden in een zeer snelle heropbouw. Ook al is het belangrijkste om een woning te vinden, een onderdak te hebben en te kunnen voldoen aan de basisbehoeften, mogelijk is iemand die ‘afgebroken’ is, nog niet klaar om die stap te zetten en daarom is het zo belangrijk om haar psychologisch te ondersteunen.

Waarom is het zo belangrijk om ruimten te hebben die voorbehouden zijn aan vrouwen?

Gewoonweg opdat ze minstens eventjes niet langer met enige vorm van geweld geconfronteerd zouden worden. Dat beeld van geweld projecteren ze op de man. Omdat ‘de man’ steeds ‘geweld’ betekende, gaan ze systematisch ook ‘man’ met ‘geweld’ associëren. Zelfs hier, in een duidelijk kader, kan de man nog steeds symbool staan voor ‘geweld’. Daarom is het zo belangrijk om een plaats te vinden waar enkel vrouwen komen; een plaats waar elke vrouw zichzelf kan terugvinden, alleen kan zijn, maar ook een plaats waar zij met andere vrouwen over bepaalde problemen kan spreken, of gewoon samenkomt onder vrouwen. Je voelt daar een andere energie. Je merkt ook dat de sfeer verandert wanneer er een man binnenkomt. De vrouwen gaan zich meer terugplooien, gaan minder gemakkelijk het woord nemen of niet meer opkomen voor de dingen ze vijf minuten ervoor nog hadden gezegd. Soms is het ook compleet omgekeerd, en gaan vrouwen die twintig jaar hebben gezwegen, niet meer laten gebeuren dat een man de bovenhand neem.

Wanneer twee vrouwen uit hetzelfde land komen, wanneer hun levensloop gelijkenissen vertoont, ontstaat er onmiddellijk iets. Gewoon doordat de ene al een stap heeft gezet die de andere nog niet heeft gezet, kunnen ze elkaar daarbij helpen. Ik observeer veel tijdens die spreekgroepen en merk op hoezeer die vrouwen elkaar steunen, naar elkaar luisteren en elkaar een nieuwe blik op de situatie geven. Soms zeg ik bij mezelf dat ze elkaar verzorgen, dat zij de genezers zijn.

Wat zijn de toekomstperspectieven van de vrouwen die je begeleidt?

Het ‘nu’ is echt heel delicaat. Wat het vaakst terugkomt is, “ik wil een eigen stek, mijn dak, mijn huis”.

Is er nog een opvolging voorzien na hun verblijf hier, als ze dat willen?

Sommige collega’s die zich daarop toeleggen, zetten de begeleiding soms nog maanden voort, en volgens mij is dat prachtig en ook noodzakelijk voor de continuïteit van het werk dat tot dan toe verricht is. De opvolging die hen geboden wordt, hangt af van hun eigen vraag. De ene persoon kan hulp vragen om de rekeningen op te volgen, de andere heeft er meer nood aan dat we wekelijks een keer op bezoek komen. We worden geconfronteerd met problemen van eenzaamheid. Ook al is het eerste doel om te zorgen dat iemand zo zelfstandig mogelijk is, want vaak was die van de ene of de andere afhankelijk, toch moeten we het contact behouden met de vrouwen die erom vragen. Ook de steun bij het ouderschap is een deel van de begeleiding na hun verblijf hier.

Hoe merk je dat een vrouw een klik heeft gemaakt?

De gedragsverandering is meestal expliciet; met de anderen, met het team, met hun kinderen... Je voelt dat er iets aan het bewegen is bij hen. Mensen die tevoren agressief waren, worden kalmer, zachter, serener. Vrouwen kunnen gewoon opnieuw in de spiegel kijken, wat tot dan onmogelijk was. Soms werd hun zelfbeeld volledig vernield. Zeer vaak tonen ze me foto’s van zichzelf van daarvoor, toen ze nog (meer) opgemaakt waren. Vervolgens tonen ze me een recente foto en kunnen ze niet kijken naar wie ze zijn. Ze willen zichzelf niet meer verzorgen. We moeten hen ervan bewust maken dat ze zichzelf opnieuw moeten leren respecteren. We werken aan hun zelfbeeld, zelfvertrouwen, eigenwaardegevoel.

Welk plezier haal je uit je opdracht hier?

Soms gewoon “dank u” horen. Vrouwen zien glimlachen. Zien dat een blik verandert, dat er weer licht in de ogen schijnt. Ook vrouwen zien wenen. Het gebeurt dat ze jarenlang niet hebben kunnen wenen. Zien hoe de lichaamshouding van vrouwen verandert, zien hoe ze hun lichaam, hun wezen, hun ziel terugnemen. Vrouwen zien die bij me langskomen, die op me wachten. Al die kleine veranderingen en weten dat ik daartoe bijdraag, maken dat ik ‘s morgens gelukkig opsta.

LOGBOEK VAN DE LOCKDOWN VOOR WIE HET AL MOEILIJK HAD #COVID19 1024 576 L'Ilot

LOGBOEK VAN DE LOCKDOWN VOOR WIE HET AL MOEILIJK HAD #COVID19

Om de verspreiding van het Covid-19-virus in ons land, en ruimer in Europa en zelfs in Europa te beperken, werd elke burger opgeroepen om ‘in zijn kot’ te blijven. Maar ieder van ons heeft die lockdown heel anders beleefd !

Bij ‘t Eilandje hebben we besloten om je te laten volgen wat de maatschappelijk werk(st)ers beleven. In je kot blijven als je geen kot hebt, is de dagelijkse realiteit van de mensen die we elke dag, elk jaar, sinds 60 jaar begeleiden.

# Aflevering 1: Philip in het dagopvangcentrum

☆ Philip Debuck is directeur van het Dagopvangcentrum van ‘t Eilandje. Dat is 7d/7 open, en in normale tijden verdeelt het meer dan 25 ontbijten en 45 middagmalen met bediening aan tafel.

☆ Sinds woensdag 18 maart, toen de lockdown-maatregelen werden verstrengd, hebben de hygiënemaatregelen die met Covid-19 samenhangen ons genoodzaakt om onze dienstverlening aan te passen, om die te kunnen laten doorlopen. Dat maakt dat de maaltijden nu afgehaald worden, op het Sint-Gillisvoorplein.

☆ Aangezien de meeste andere sociale restaurants hun deuren hebben gesloten, door een gebrek aan personeel of materiaal, wordt de vraag naar maaltijden elke dag groter. Vandaag hebben we 45 ontbijten en meer dan 70 middagmalen uitgedeeld.

# Aflevering 2: Stefan van het crisisopvanghuis voor vrouwen en gezinnen

☆ Stefan is gespecialiseerd opvoeder in ons crisisopvanghuis voor vrouwen en gezinnen.

☆ Een lockdown is niet vanzelfsprekend als je in groep samenwoont. Zeker niet als je je huisgenoten niet te kiezen hebt…. En dan zijn alle recreatieve activiteiten opgeschort om de wisselwerking met de buitenwereld maximaal te beperken.

☆ Maar het team geeft zich 300% om de dagelijkse realiteit te verzachten. “Het loopt.” Dank je om hen de kans te geven om te blijven werken.

# Aflevering 3: Estelle van het opvanghuis voor mannen

☆ Estelle is maatschappelijk werkster in het opvanghuis voor mannen in Brussel.

☆ Een van de grootste moeilijkheden voor de 22 bewoners is dat ze geen fysiek contact meer hebben met hun familie en kinderen. Buitengaan mag niet meer, maar het team maakt maximaal gebruik van het stukje groen dat het opvanghuis heeft.

☆ De sfeer blijft steevast goed en we wachten vol ongeduld tot alles weer normaal wordt.

# Aflevering 4: Natalia, preventie-adviseUr

☆ Natalia is, onder andere, preventie-adviseur bij ‘t Eilandje.

☆ Ons team blijft erg hard werken op het terrein, maar niet eender hoe. Zowel de medewerkers als de gebruikers moeten de beschermings- en preventiemaatregelen naleven. ‘Ik sta op met een masker en ga slapen met handschoenen’: deze voortdurende aandacht maakt dat ’t Eilandje kan blijven doorwerken.

☆ We beginnen materiaal en middelen door te krijgen, die ook nodig zijn voor de goede werking van ‘t Eilandje.

# Aflevering 5: Julie van de Dienst Thuisbegeleiding van ‘t Eilandje

☆ Julie is maatschappelijk werkster bij de Thuisbegeleidingsdienst van ‘t Eilandje.

☆ Haar dagelijks werk bestond uit ontmoetingen, buiten en bij mensen thuis. Nu zit ze aan de telefoon gekluisterd om ondanks alles de band met de gebruikers en hun netwerken te behouden. Zelfs via dat kanaal moet je de belangrijke signalen opvangen en interpreteren.

☆ De sociale ongelijkheden worden aan het licht gebracht door de crisis en de sluiting van de structuren waarvan onze gebruikers gewoonlijk gebruik van maken. We proberen hen alternatieven voor te stellen.

☆ Om je aan te passen, moet je creatief zijn.

# Aflevering 6: Philip van het dagopvangcentrum

☆ Philip is directeur van het dagopvangcentrum van ‘t Eilandje.

☆ We ontvangen veel voorstellen van jullie om ons te steunen, zowel voeding of maskers, en dat is ontzettend belangrijk. We rekenen op jullie om ons ook na de lockdown te blijven steunen.

☆ Ondanks alles hebben we vandaag giften nodig om de werking van ’t Eilandje te behouden.

# Aflevering 7: Henri van het opvanghuis voor mannen in Jumet

☆ Henri is opvoeder in het opvanghuis voor mannen in Jumet.

☆ De bewoners hebben er individuele kamers, wat het makkelijk maakt om de fysieke afstand te bewaren. Iedereen leeft de diverse veiligheidsmaatregelen zoals de lockdown goed na.

☆ Allemaal ‘n goede lockdown gewenst.

# Aflevering 8: Linda van het dagopvangcentrum

☆ Linda is maatschappelijk werkster in ’t Eilandje.

☆ Het maatschappelijk werk werd afgeremd door de crisis maar de teams passen zich aan. Dat maakt dat sommigen taken opnamen die niet in hun takenpakket zitten. Maar eenieder gaat er 100% voor, wat de opdracht ook is.

☆ Een dergelijke crisissituatie is ook de gelegenheid voor de medewerkers om elkaar beter te leren kennen.

# Aflevering 9: Sandro Alberto van dagopvang ‘Le Clos’

☆ Sandro Alberto is vrijwilliger in het dagcentrum ‘Le Clos’.

☆ Hij was verrast dat zoveel mensen getroffen werden door de crisis die met het Corona-virus samenhangt. Gelukkig bleef ‘t Eilandje actief en blijven alle teams up and running.

☆ Dank aan alle teams dat ze steeds ‘aanwezig’ gaven.

# Aflevering 10: Valentin van Eten van ‘t Eilandje

☆ Valentin is vrijwilliger bij ‘t Eilandje.

☆ Hij bezorgt de leveringen van Eten van ‘t Eilandje per fiets. Tijdens de lockdown werd het aanbod aangepast en het richt zich vooral tot particulieren.

☆ Voor de leveringen: het is vrijdag!

# Aflevering 11: Camille van de Dienst Thuisbegeleiding

☆ Camille is maatschappelijk werkster bij ’t Eilandje.

☆ De opdracht van de maatschappelijk werkers is vaak moeilijker geworden doordat bepaalde diensten stilliggen en doordat op het terrein veel voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen.

☆ Nogmaals, aanpassen is de oplossing.

# Aflevering 12: Khalid van het opvanghuis voor mannen

☆ Khalid is kok van het opvanghuis voor mannen in Brussel.

☆ Ter gelegenheid van de eerste dag van de ramadan, hebben de bewoners een tajine en soep gegeten.

☆ Bewoners en teamleden hebben meegewerkt om dat allemaal klaar te maken.

# Aflevering 13: Ariane van de Algemene Directie van ‘t EIlandje

☆ Ariane is algemeen directeur van ‘t Eilandje.

☆ Het zal niet voor iedereen mogelijk zijn om terug te gaan naar de situatie van vroeger. We zien het aantal mensen dat bij ons aanklopt voor hulp, stijgen.

☆ ‘t Eilandje doet een oproep om een ambitieus beleid te voeren om een einde te maken aan dakloosheid.

Alix, maatschappelijk assistente 1024 768 L'Ilot

Alix, maatschappelijk assistente

Ze is 28 en heeft een opleiding assistente in de klinische psychologie. Ze werkt bij de dienst Thuisbegeleiding (S.Ac.A.Do.) en is ook verantwoordelijk voor de begeleiding na een verblijf in het opvangtehuis voor vrouwen en gezinnen van ‘t Eilandje in Brussel. Haar doel: de overstap naar een blijvende woning faciliteren. Tussen twee verhuizingen in, vertelt ze kort iets over haar dagelijks werk bij ‘t Eilandje.

 “De begeleiding die we met de  S.Ac.A.Do. bieden, is geen crisisopvang en er is geen druk.  De vraag moet in de eerste plaats van de betrokkene zelf komen. Er zijn echter geen twee mensen met dezelfde vraag. En dat maakt dat ons werk eruit bestaat om met iemand mee naar de gemeente te gaan, om mee boodschappen te gaan doen, of zelfs samen te koken. Soms is er geen concrete vraag maar heeft de persoon er gewoon behoefte aan om iemand in de buurt te hebben die vriendelijk is tegen hem, om te horen zeggen dat hij vooruit kan. Gewoon er zijn en luisteren, is al heel belangrijk.

ANDERE MANIER VAN WERKEN

Naar de betrokkene thuis gaan, is essentieel, want daarmee draaien we de gebruikelijke rollen om tussen de begeleide persoon en de begeleidende dienst. We gaan naar hem thuis,  naar zijn woonplaats, een beetje “op bezoek”. Meteen zien we ook een aantal dingen, bij voorbeeld door de manier waarop het appartement opgeruimd is, of de brievenbus gelicht is, enz. Op basis van die waarnemingen kunnen we daarna veel diepgaander met de betrokkene aan de slag.

In tegenstelling tot de S.Ac.A.Do. , die voor iedereen in het Brussels gewest open staat, is de begeleiding na een verblijf specifiek gericht op bewoners van de opvangtehuizen van ‘t Eilandje‘ en omvat het een fase met huisvestingscoaching. Vaak blijkt uit die begeleiding dat die mensen te weinig zelfvertrouwen hebben.  Omdat ze een accent hebben of niet kunnen lezen, voelen ze zich minder waard, minder erkend en durven ze soms zelfs niet telefoneren om een appartement te bezoeken omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze nooit een woning zullen vinden.

EEN MAJOR STAP...

Ook de verhuizing is vaak een scharniermoment. Opnieuw in een woning intrekken, is een nieuwe start. Maar het kan ook tot onrust leiden. De mensen worden geconfronteerd met stappen die ze niet gewend zijn (facturen, domiciliëringen, enz.) . Het gebeurt dat ze de eenzaamheid moeilijk aankunnen. Als als maatschappelijk werker ben je dan het vangnet. We proberen de vaardigheden van de mensen naar waarde te schatten en we helpen hen om  een web te weven, een netwerk rond hen zodat ze zelfstandiger kunnen worden, met de gerustheid dat ze steeds bij ons terecht kunnen als er een probleem rijst. We zijn een kleine hefboom die hen helpt om hun eigen leven weer op te bouwen.”

Hier vindt u meer informatie over de werking van de thuissupportdienst.