fbpx

Uncategorized

De Kart #2 cijfers en terminologie 1024 576 L'Ilot

De Kart #2 cijfers en terminologie

25,5 %

20%

4 kinderen op 10

20,6%

933

1 Brussels kind op 4

werkloosheid bij de min
24-jarigen (met andere woorden:
jongeren die als werkzoekende
ingeschreven zijn bij de overheidsdiensten
voor arbeidsbemiddeling
zoals Actiris of de Forem. Jongeren
die niet ingeschreven zijn, zijn
onzichtbaar en vallen buiten deze
cijfers).

20% van die jonge werklozen is
ook ingeschreven bij het OCMW.

in Brussel worden geboren
in een gezin dat onder de
armoededrempel leeft.

van de Belgische kinderen woonde
voor de Corona-crisis in “arme”
gezinnen. We verwachten dat dit
cijfer na deze crisis tot 25% zal
oplopen.

933 minderjarigen werden in 2020
als dakloos geregistreerd, dat is op
twee jaar tijd een stijging met 50,7%.
(Telling van Bruss’Help in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest).

groeit op in een gezin zonder
inkomsten uit arbeid.

Niet plaatsbare jongeren

Deze term komt uit de sectoren van de
jeugdhulp, geestelijke gezondheidszorg
en gehandicaptenzorg om jongeren aan
te duiden die op de grens tussen deze drie
sectoren zitten en die geen dienst vinden
die een antwoord biedt voor hun noden.
De begeleidingen die de instellingen
hebben opgezet, hebben ze geprobeerd
maar hebben gefaald. Het is ook de titel
van een documentaire van het Forum
tegen Ongelijkheden, die we u aanbevelen.

130 “niet plaatsbare jongeren” in de Federatie Wallonië-Brussel

NEET

(Not in Employment, Education or
Training): niet op school, aan het werk of
op stage. Je kan heel kortstondig “NEET”
zijn, zonder risico in een kwetsbare
situatie te komen, of je kan het heel
langdurig zijn en uit het systeem vallen.
Deze definitie moet in vraag gesteld
worden, want ze is gebaseerd op negatieve
omschrijvingen terwijl die jongeren
vaak heel dynamisch zijn en in actie
komen. Volgens het IWEPS (Institut
Wallon de l’Evaluation, de la Prospective
et de la Statistique) zouden in 2020
(dus voor de corona-crisis) 14,1% van
de 18-24-jarigen in het Brussels
gewest tot deze groep behoren, 14,8%
in Wallonie en 8,8% in Vlaanderen.

14,1 % de NEET in het Brussels gewest.

NBMV

Niet-Begeleide Minderjarige
Vreemdelingen: dat zijn jongeren van
buitenlandse origine die zonder hun
ouders of wettelijke vertegenwoordigers
in België zijn aangekomen. Sommigen
beginnen een asielprocedure, maar
velen doen het niet omdat ze hopen
door te reizen naar een ander Europees
land. Daardoor wordt hun situatie nog
zwakker. Die jongeren ontvluchten vaak
een zeer kwetsbare situatie en hebben
in hun land van herkomst ook vaak
al op straat geleefd. Omwille van hun
traumatische migratietraject en hun
moeilijke situatie in België, ontwikkelen
ze vaak verslavingsproblematieken.

93 NBMV in de Federatie Wallonië-Brussel in 2019.

Jongeren op de dool

Jongeren op de dool zijn jongeren
van 12-13 tot soms 25 jaar. Ze zijn ook
niet altijd dakloos in de enge betekenis
van het woord, maar gaan steeds heen
en weer tussen vrienden, sociaal verblijf,
familie, openbare plaatsen, kraakpanden,
enz. Die jongeren hebben de band
met thuis, de school, de instelling
losgelaten. Doordat ze geografisch
rondzwerven, is het bijzonder moeilijk
hen op te volgen. Daarom ontstond het
idee om een ankerpunt te creëren, dankzij
de nieuwe opvangstructuur Macadam
waar 't Eilandje actief aan meewerkt. Deze
structuur wil laagdrempelig
en onvoorwaardelijk zijn.

De Kart #2 jongeren op de dool 1024 576 L'Ilot

De Kart #2 jongeren op de dool

Jongeren en dakloosheid. Waar beginnen we? De realiteit is zo complex. Elke jongere heeft zijn eigen traject en problemen. Er is geen “one size fits all”, geen standaardoplossing die in alle opzichten voor iedereen past. En enkel de vraag van dakloosheid lost het probleem niet op.

Want een dakloze jongere is een jongere die gebroken heeft met zijn familie, of die de school verlaten heeft, of beide. Die misschien het slachtoffer is geworden van geweld, of geboren is in een kansarm gezin, of beide.Die een rugzak met trauma’s meedraagt, misschien een tijdje in de delinquentie heeft gezeten om te overleven, in drank of drugs is gevlucht om aan zijn of haar situatie te ontsnappen, of dat allemaal tegelijk.

Achter het woord “jongeren” kan veel schuilgaan: een zeer jonge vrouw die een gewelddadige thuissituatie is ontvlucht, een niet-begeleide minderjarige die in België is aangekomen na een pijnlijke en traumatiserende migratie, een stiefzoon waar de nieuwe partner niet wilde van weten, een meisje met een lichte handicap die door haar familie wordt verworpen of niet wordt begrepen. Of dat kind dat is opgegroeid in een gezin in moeilijkheden, opgevangen wordt door Pleegzorg, zich steeds meer gaat verzetten tegen elke institutionele opvang, een conflict heeft met “het systeem” dat volgens hem te weinig luistert, te veel regels oplegt, te star is... en onrechtstreeks ook te gewelddadig is.

In de loop van zijn of haar traject hebben de volwassenen die hem of haar moesten dragen, gefaald. Die jongere voelt zich in de steek gelaten of zelf verworpen door de maatschappij, en dat is begrijpelijk. Die maatschappij vraagt hem aan de ene kant om steeds vroeger voor zichzelf te zorgen, maar geeft aan de andere kant de middelen niet. De jongeren moeten de kost verdienen, de huishuur betalen, kortom op eigen benen staan, maar er zijn geen jobs meer en de huurprijzen zijn te hoog. Moeten we er nog aan toevoegen dat Corona en zijn gevolgen die situatie enkel erger hebben gemaakt?

Een jongere zonder vaste woonplaats is in drie opzichten op de dool: fysiek (van de ene plaats naar de andere), institutioneel (van de ene dienst naar de andere) en psychologisch (van de ene onzekere situatie naar de andere, zonder vaste stek). Die jongeren slapen een nacht bij vrienden, een nacht op een openbare plaats (de straat, een metrostation, een cinema, enz. ) en soms in een sociale opvangplaats. Ze drijven steeds
verder weg van de instellingen (en daarmee ook van de plaatsen waar ze zich op hun rechten kunnen beroepen) want die zijn ontoegankelijk geworden, zijn niet langer aangepast, en staan gelijk met geweld. Bij 't Eilandje spreken we eerder van jongeren op de dool dan van dakloze jongeren. Omdat die jongeren voortdurend in beweging zijn en de institutionele structuren wantrouwen, is het bijzonder moeilijk om hen te begeleiden.

Daarom hebben we eind 2020 actief meegewerkt aan de oprichting van Macadam, een dagopvang voor jongeren op de dool, dat in juli 2021 werd geopend. Macadam heeft net als taak om een ankerpunt te creëren, een plaats waar die jongeren naartoe kunnen komen en kunnen terugkomen, zich even neerzetten en uitrusten en waar een vertrouwensband kan groeien. Om rekening te houden met de complexe realiteit van elk van die jongeren, werd het project intersectoraal uitgewerkt met organisaties uit de sector van hulp aan daklozen, hulp aan jongeren, jeugdzorg, strijd tegen ongelijkheden en geestelijke gezondheidszorg (Le Méridien, het Brussels Forum tegen Ongelijkheden, de Ligue bruxelloise pour santé mentale, AMO Cemo, Abaka en SOS jeunes).

Want jammer genoeg wordt de situatie elk jaar erger: niet alleen stijgt het aantal jongeren op de dool voortdurend, maar ze worden ook steeds vroeger in hun leven met dakloosheid geconfronteerd. Enkel en alleen al in Brussel spreken we over meer dan 900 minderjarigen, dat is 50,7% meer dan in 2018!

Maar onze teams blijven optimistisch en vastberaden: er is geen sprake van onze jongeren te laten vallen. De werkpunten zijn duidelijk: plaatsen buiten de instellingen creëren waar de jongeren in alle vrijheid kunnen zeggen wie ze zijn, hoe ze zich in het leven zien; intersectoraal werken om hen beter te begeleiden in de globaliteit en de complexiteit van hun traject en in de specifieke context die de fase “jeugd” zeker is; naar hen luisteren en hen de kans bieden om mee te werken aan oplossingen voor hen. Onze jongeren, en die jongeren in het bijzonder, moeten opnieuw hun plaats in de maatschappij vinden: zij zijn immers de hoop en de toekomst. Daarom moeten we naar hen kijken en hen beschouwen als mensen en niet als problemen. De politici moeten dringend het vertrouwen herstellen door naar hen te luisteren, in plaats van hen een maatschappijvisie op te leggen die niet bij hen past.

Want het komt erop aan hen opnieuw hun waardigheid en hun plaats in onze maatschappij te geven. Die jongeren verdienen dat. Als maatschappij kunnen we hen niet opnieuw in de steek laten.

Ariane Dierickx, Algemeen Directrice van 't Eilandje

Bernard De Vos, Afgevaardigde voor de kinderrechten

UITWEG – een innovatief project voor begeleiding en inclusie via een tijdelijke woning 150 150 L'Ilot

UITWEG – een innovatief project voor begeleiding en inclusie via een tijdelijke woning

Van het begin van het project in maart 2020 tot op 1 september 2021
- zijn 41 dakloze personen in 24 UITWEG woningen ingetrokken, dankzij een samenwerking met 4 huisvestingspartners;
- werden 51 dakloze personen begeleid in het kader van UITWEG, alsook krakers, vrienden en familieleden van mensen die een tijdelijke woning hadden;
- was de tijdelijke woning voor 13 mensen een opstapje naar een definitieve woning;
- heeft de tijdelijke woning 15 mensen de kans geboden om zich administratief opnieuw met alles in orde te stellen.

Voor wie? Waarom?

We stellen vast dat er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest steeds meer dakloze personen zijn, dat er tegelijkertijd ook steeds meer woningen in Brussel leegstaan, en dat de opvangcentra overvol zitten. Daarom hebben ‘t Eilandje, DIOGENES, de SMES, Hoeksteen en de New Samusocial  besloten om hun expertise samen te leggen en UITWEG te creëren. Dit innovatieve project is ontstaan uit de wil om dingen anders te benaderen en een bijkomend alternatief aan te bieden, naast de bestaande projecten uit de sector van de hulp aan daklozen.

Het project UITWEG beoogt dan ook een maatschappelijke herintegratie dankzij een tijdelijke individuele woning en een sociale begeleiding op maat.

Hoe? Via meerdere partners en een innovatieve methode

Het project UITWEG wordt gefinancierd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) en wordt gesteund door Bruss’help, het krijgt concreet vorm dankzij ‘overeenkomsten voor tijdelijke bewoning’ die met verscheidene openbare of private actoren worden ondertekend, zoals de Openbare Vastgoedmaatschappijen (OVM), de Sociale Verhuurkantoren (SVK), CityDev (Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) of andere partners die aan het project UITWEG willen meewerken. De woningen zijn individueel.

UITWEG grijpt het feit dat woningen leegstaan aan als een opportuniteit om er tijdelijk dakloze personen te huisvesten.

Dat gebeurt volgens een innovatieve aanpak met 3 operationele krachtlijnen; de vijf organisaties werken samen aan een aangepaste begeleiding van de betrokkene die de tijdelijke woning betrekt.

Elke krachtlijn werd uitgewerkt om aan specifieke noden te voldoen:

Krachtlijn 1: integratie door huisvesting via een intensieve coaching - deze krachtlijn wordt gedragen door de cel Woningzoeker en –creator (cel WZC) van ‘t Eilandje -

- Doelgroep: mensen met een stabiel inkomen die een blijvende woning zoeken

De cel Woningzoeker en –creator (cel WZC) biedt waardige, toegankelijke en duurzame huisvesting aan 26 diensten die daklozen of mensen in zeer precaire situaties in het Brussels Gewest begeleiden, volgens een toewijzingssysteem dat door haar stuurcomité is goedgekeurd. Als operator van de krachtlijn 1 van het UITWEG-project verleent de cel WZC zijn partners toegang tot de ISSUE-woningen.

De tijdelijke woning van UITWEG helpt om een intensieve coaching door twee facilitatoren (een vastgoedmakelaar en een maatschappelijk werker) op te starten.   De stabiliteit die de tijdelijke woning biedt, maakt dat de coaching beter werkt, ze faciliteert de aanwezigheid van de betrokkene bij de administratieve stappen, en ze geeft de betrokkene de kans - doordat hij/zij al een eerste woonervaring heeft - om zich grondig voor te bereiden op een start in een definitieve woning.

Sinds de start van het UITWEG-project in maart 2020 heeft de cel WZC via de krachtlijn 1 aan 11 mensen van 9 verschillende diensten een UITWEG woning geboden en in totaal 17 mensen ondersteund (inclusief gasten van bewoners en mensen die zonder woning worden ondersteund). Van deze 17 personen zijn er 9 in duurzame huisvesting terechtgekomen, één in Housing First-accommodatie, één in een transitwoning, één in een opvangtehuis en één in een cohousing. Op dit moment, bezetten 4 mensen nog steeds een van de UITWEG woningen.

 

Krachtlijn 2: Adempauze, rust, het openen van de rechten voor dakloze personen- deze krachtlijn wordt gedragen door DIOGENES, Hoeksteen en de Samusocial -

- Doelgroep: mensen op straat die nood hebben om fysiek of psychisch uit te rusten, die zichzelf uitsluiten van de noodopvangcentra of hier geen plaats vinden, of diegenen die noodopvang langdurig blijven gebruiken.

In deze krachtlijn komt het erop aan om - via een tijdelijke woning - een adempauze en rust te geven. De verblijfsstatus noch de administratieve en financiële situatie zijn een toegangsvoorwaarde. In dat opzicht zijn de kosteloosheid van de woning en de mogelijkheid tot domiciliëring van cruciaal belang omdat die elementen de kans geven om de nodige administratieve stappen te zetten, zeker voor mensen met een kwetsbaar statuut.  Via de bijhorende gepersonaliseerde begeleiding, kunnen we werken aan het herstel van hun rechten, kan de zorg en de hulp weer opgenomen worden, kan de betrokkene zich administratief weer in regel stellen, enz.

Krachtlijn 3: Toegang tot een doorgangswoning om (opnieuw) naar een woning van het type ‘Housing first ’ te gaan – deze krachtlijn wordt gedragen door DIOGENES en SMES –

-  Doelgroep: dakloze personen die bijzonder kwetsbaar zijn door een samenloop van problemen, met name inzake geestelijke gezondheidszorg en verslavingsproblematieken, en die definitief van straat weg willen; mensen die tijdelijk niet meer kunnen functioneren in het keurslijf van een klassieke woning.

Voor deze personen biedt de UITWEG woning en de bijbehorende globale psychologische, medische en sociale begeleiding, de mogelijkheid tot een (intensieve) begeleiding in hun zoektocht naar een blijvende woning en is het een opstapje naar een duurzame woonst.

Hotel Solidair: het belang om verder te zetten 661 1024 L'Ilot

Hotel Solidair: het belang om verder te zetten

 

Uitzonderlijke situaties vergen uitzonderlijke maatregelen. Het project Hotel Solidair werd enkele weken na de start van de eerste lockdown opgestart. De nieuwe corona-maatregelen gingen voor de daklozen immers tot nieuwe moeilijkheden leiden. Dit project was iets totaal nieuw en ongezien. Bij aanvang was het project opgevat als een noodoplossing, maar het werd al een aantal keren verlengd. Daarbij hebben we gemerkt dat deze vernieuwende, intersectorale methode een aantal voordelen heeft en dat bepaalde mensen die zo onderdak krijgen, wegkomen uit de dakloosheid dankzij een begeleiding die inzet op blijvende oplossingen.

Een gesprek met Esther Jakober, projectverantwoordelijke van de cel Woningzoeker en –creator (cel WZC) en met Sarah Goffin, coördinator van de projecten Hotel & Uitweg.

Hoe is het verhaal van Hotel Solidair gestart?

Esther Jakober: Eind maart, begin april 2020 begon ‘t Eilandje hotels te prospecteren. Na veel zoekwerk vonden we een eerste hotel in het stadscentrum. Op papier hadden we een ideale werking uitgetekend, maar omdat dit een primeur was binnen zijn genre werd het concept steeds verder op punt gesteld naarmate het project telkens verlengd werd. Het gegeven dat we afhankelijk waren van verlengingen, heeft het er ook niet gemakkelijker op gemaakt. We hadden geen enkele zekerheid hoelang het project zou duren, en hebben dus medewerkers voor korte termijnen moeten aanwerven. Die onzekerheid maakte dus dat er een groot personeelsverloop was. Vanaf september 2020 kregen we enige stabiliteit dankzij het vooruitzicht dat we het project in een ander hotel konden verderzetten en dat het project tot juni 2021 zou worden verlengd. Op die manier hebben we een stevigere structuur kunnen opzetten, zoals sociale coördinatie ter plaatse. Dankzij die coördinatie hebben we de begeleiding beter kunnen structureren.

Sarah Goffin: Ik ben zelf in het project ingestapt toen het zich aan het ‘zetten’ was, doordat er een hotel mee instapte dat zich qua infrastructuur beter leent voor die nieuwe soort noodopvang. De gemeenschappelijke delen zijn aangenaam, veel groter en je kan er veel organiseren.

EJ: In volle corona-crisis moesten we hals over kop oplossingen bedenken. En vinden. Het is echter belangrijk om eventjes stil te staan om een dergelijk project op te zetten, een goede locatie te vinden, de onderhandelingen op te starten, enz.

Was de hotelsector vragende partij voor dergelijke projecten?

EJ: Aanvankelijk was het zeker niet evident, want niemand dacht dat de situatie zo lang zou aanslepen. De hotels waren dus niet noodzakelijk enthousiast bij het idee om onze mensen op te vangen. We hebben enkele hoteluitbaters gepolst, tot we een eerste hotel hadden dat meteen interesse had.

Groeide hun interesse naarmate de maatregelen werden verlengd?

EJ: Later hebben hoteluitbaters ons hun etablissement spontaan aangeboden. We hebben niet kunnen ingaan op hun vraag, want het opzetten van een opvang voor onze doelgroep in een hotel vereist niet enkel de financiering, maar ook een behoorlijke organisatie qua infrastructuur, logistiek, begeleiding en we vonden het ook niet redelijk om tegelijkertijd met hotel Belvue, nog een ander project van die omvang op te starten.

Wat is specifiek voor de begeleiding van mensen in een hotel?

SG: Van bij de start was het project Hotel Solidair een partnerschap tussen drie verenigingen: ‘T Eilandje Diogenes en Doucheflux. De gebruikers van het hotel zijn mensen die door deze drie diensten zijn doorverwezen. We wilden van bij de start dat het hotel gratis en volledig toegankelijk zou zijn, zodat er diverse profielen van begeleide mensen terecht konden. De kamers zijn individueel en het gemeenschapsaspect zit in de maaltijden en het gebruik van de gemeenschappelijke delen. We geven aan de hotelgasten een grote onafhankelijkheid, wat anders is dan in een opvanghuis waar we een minimum aan “samen-leven” vragen. Dat is waarschijnlijk ook waarom bepaalde profielen eerder naar het hotel dan naar de opvanghuizen wordt verwezen.

Welke elementen van dit project zouden jullie willen behouden?

EJ: het project Hotel heeft een hoge kost (maar niet noodzakelijk veel hoger dan een opvanghuis) maar dit model biedt veel voordelen: er is privacy, dankzij de individuele kamers (in tegenstelling tot noodoplossingen die vaak slaapzalen aanbieden), het biedt veiligheid, en het is gratis (zodat we er ook mensen zonder enig inkomen kunnen opvangen).

Zien jullie het Hotel als een vervanging voor de noodopvang op lange termijn?

EJ: Ik zou eerder denken aan een wijziging van de noodopvang: plaatsen in de noodopvang die gezelliger zijn en een sterkere begeleiding bieden. Dat hoeft niet noodzakelijk de luxe van een hotel te hebben. Ik denk niet dat de begeleide mensen daar vragende partij voor zijn: een badkamer, een bed, een televisie en zo, dat volstaat. Het is een gelegenheid om vragen te stellen bij de noodopvang.

SG: Hier hebben we een begeleiding die 7d/7, 24u/24 aanwezig is. Dat geeft een ontzettend verschil naar mankracht die je moet kunnen inzetten, maar ook naar de begeleiding die je de mensen biedt. Het is een echte meerwaarde als je dat kan bieden.

Een manier voor de teams om in contact te komen met profielen die soms onder de radar blijven?

EJ: Zo hebben we mensen die nergens anders wilden binnengaan, kunnen overtuigen om te komen. De context heeft hen gemotiveerd, omdat iedereen zijn eigen kamer, zijn vrijheid heeft. Zo hebben we zelfs contact met mensen die totaal niet wilden weten van verblijf, onderdak, opvanghuis, enz.

SG: … en hebben we mensen die al jaren op straat wonen en voor wie verblijf geen optie was, toch onderdak kunnen krijgen Dat was echt mogelijk dankzij de privacy en de zelfstandigheid. Dat ze op dezelfde plaats aanwezig waren, heeft ook alle andere stappen die nog moeten worden gezet in een stroomversnelling gebracht, zoals de medische opvolging, het feit dat ze opnieuw naar een arts gaan, maar ook alle administratieve stappen die werden gezet.

EJ: Het is ook omdat het project een tijd heeft geduurd, dat we die stappen gestructureerd hebben kunnen zetten.

In de loop van 2020 werden 44 mensen in het kader van Hotel Solidair opgevangen. Zes daarvan hebben een definitieve woning gevonden en hun situatie in nu stabiel. De moeilijkheid van een dergelijk project ligt met name in het feit dat de dossiers van de opgevolgde mensen complex zijn, soms zelfs zo complex dat ze niet te ontwarren zijn.

Dagopvangcentrum: terugblik op een aanpassing op lange termijn 1000 762 L'Ilot

Dagopvangcentrum: terugblik op een aanpassing op lange termijn

 

Wie onzichtbaar was, werd in 2020 zichtbaar. Toen alle terrassen en de wandelaars van het Sint-Gillisvoorplein in Brussel weg waren, bleef enkel de lange rij wachtenden aan het sociaal restaurant van ‘t Eilandje over.  Het team van ‘t Eilandje heeft getoond dat het zich steeds opnieuw kon aanpassen om het hoofd te bieden aan deze ongeziene situatie.

Een gesprek met Philip de Buck, directeur van het dagopvangcentrum van ‘t Eilandje, en Kasole, vrijwilliger in het dagopvangcentrum.

Hoe lang heb je nodig gehad om te reageren toen de eerste lockdown werd aangekondigd? 

Philip De Buck: Een dag.

Kasole: We waren wat verrast.

PDB: We hebben de deur van de ene dag op de andere gesloten en hebben meteen alles herbekeken. We hebben aan een nieuwe werkwijze opgezet, en dat betekende dat we in eerste instantie enkel maaltijden bedeelden aan de deur. Het maatschappelijk werk hebben we wel volledig moeten stopzetten. Twee weken na het begin van de lockdown en van de maaltijdbedeling aan de deur, hebben we bij de gemeente en het OCMW aan de alarmbel getrokken, en die hebben straathoekwerkers gestuurd. We probeerden zo goed en zo kwaad als het ging om maatschappelijk werk te doen, maar het was schier onmogelijk: er was geen telefoon meer, alle sociale diensten en het OCMW waren gesloten ... We zijn van 45 maaltijden per dag naar 100 en soms zelfs naar 200 gegaan voor een groep die we niet op dezelfde manier kunnen identificeren als nu. Normaal gezien komen mensen naar het onthaal waar ze hun lidkaart tonen. Dan weten we dat ze dakloos zijn en aan de voorwaarden voldoen om van ons centrum gebruik te maken. Dat ging niet meer: we kregen mensen aan de deur die ons zeiden dat ze in de ellende zaten en de rijen werden steeds langer. Kasole was de eerste die de bekende anti-corona outfit heeft aangetrokken.

Hoe hebt u de bedelingen georganiseerd?

K: Met take-out formules moesten we alles in zakken stoppen: soep, dessert, voorgerecht, ... En de hele installatie buiten moest opgesteld worden. En enkel tegen de middag, wanneer we met de bedeling begonnen, moesten we klaar staan, om de mensen te vragen hun handen te ontsmetten en de hygiëneregels na te leven en om met het team het goede verloop van de verdeling op te volgen.

Van de ene dag op de andere hadden jullie geen moment meer om tijd door te brengen met de gebruikers. Hebben jullie specifieke moeilijkheden ervaren?

K: Er waren veel mensen die we niet kenden. Er soms was er ook de taalbarrière, en dan was het moeilijk om met die mensen te spreken. Soms liep de spanning op omdat mensen in de rij honger hadden. Dat maakte het moeilijk om zo’n groep te sturen.

PDB: Bij de aankondiging van de eerste lockdown moet je beseffen dat ervoor de daklozen ook geen horeca meer open is waar ze naar het toilet kunnen gaan, dat ze niet meer konden bedelen op straat, er werd zelfs gesproken op het schrappen van alle cash geld. De mensen konden ook niet meer zomaar in een park gaan zitten, en men vroeg hen om ‘thuis te blijven’. Men had totaal niet aan hen gedacht. Er was een ontzettend gevoel van paniek en verlatenheid. Dat hebben we heel sterk gevoeld. Dat had ook een weerslag op het team. Kasole kan daarvan meespreken; hij heeft meteen de handen uit de mouwen gestoken, gelukkig maar! Soms kwamen we met 3 of 4 samen om het centrum draaiende te houden; dat was intens. We hebben een hele werkwijze moeten opstellen. Na een week hebben we een werkwijze uitgeschreven, maar die zijn we voortdurend blijven aanpassen. Ik denk dat de werkwijze op een jaar tijd wel drie keer ingrijpend is omgegooid voor de hele structuur. De kleine ingrepen bij de eerste etappe waren dat we het eten buiten uitdeelden, dat er dranghekken, grondmarkeringen en een installatie stonden om buiten zijn handen te kunnen wassen. Sommige mensen hadden zelfs geen water meer om zich te wassen.

Hebben veel nieuwe mensen zich aangemeld voor de voedselbedelingen?

K: De mensen mochten niet meer in het dagopvangcentrum binnen, dus verliep alles buiten. We hebben mensen gezien die inderdaad niet tot ons gebruikelijke publiek behoren. Van bij de start beseften we dat de gebruikelijke aantallen maaltijden duidelijk niet volstonden.

PDB: De voorwaarden om van het Dagopvangcentrum gebruik te maken stellen dat iemand dakloos moet zijn. Om dat na te kijken, moeten we kijken met wie we te maken hebben, en daarvoor hebben we aan de ingang een onthaal waar mensen zich inschrijven en een lidkaart krijgen die vermeldt dat ze aan de toelatingsvoorwaarden voldoen. Als er geen onthaal meer is en alles op straat gebeurt, weten we niet met wie we te maken hebben. We gaan ook geen triage houden op straat. De sfeer was behoorlijk gespannen. We hebben het aantal maaltijden opgetrokken. Op een bepaald moment maakten we er 120 en hielden we een beetje opzij, en wanneer iedereen weg was, deelden we dat uit aan wie nog niets had gekregen. Elke dag deelden we 80 broodjes meer uit voor ‘s avonds. Op en bepaald moment was er geen andere mogelijkheid om aan eten te raken: andere diensten zijn pas weken later weer opgestart. Er waren her en der ook veel burgerinitiatieven, restauranthouders die zijn beginnen koken voor mensen op straat.

K: We konden de mensen niet aan hun lot overlaten.

PDB: De statistieken tonen niet wanneer de meeste mensen komen, wanneer de vraag het grootst is. We hebben de omvang van het werk niet kunnen meten omdat de mensen niet via het onthaal gingen. Waarschijnlijk hebben we mensen gezien die niet dakloos waren, maar die plots geen job, geen cent meer hadden. Sommigen zijn niet altijd niet van die klap bekomen. De laatste telling toont een stijging van het aantal daklozen in Brussel. We hebben, met name in samenwerking met de hotels, de capaciteit kunnen optrekken om meer daklozen op te vangen, maar het aantal mensen op straat daalt niet, dus is er een probleem.

Heeft iedereen zich moeten aanpassen?

PDB: Voor het team maatschappelijk werkers was dit het moeilijkste. Meestal gebeurt het maatschappelijk werk in een kantoor, je bent met mensen bezig, je probeert dossier in orde te krijgen, maar het OCMW, de gemeentediensten, de banken etc, opeens is alles dicht, je krijgt niets meer op orde. Het enige waar we mee bezig konden zijn, dat waren de eerstelijnsdiensten. Het team maatschappelijk werkers werd daar ingezet en sommige hadden zich hun werk nooit zo voorgesteld, en waren ietwat ontmoedigd, en daar komt bij de situatie op zich tot heel veel rust en angst heeft geleid. Uiteindelijk put deze crisis ons onvermijdelijk uit. Onze gebruikers hadden minder schrik van Corona dan de teams.

Hoe komt dat?

K: Op een dag werd een van de gebruikers geïnterviewd in de media en die zei: “ik kan kiezen: sterven van de honger of sterven aan Corona”. Deze zin vat het eigenlijk heel goed samen. Schrik is niet echt nieuw voor onze gebruikers. De mensen die via het Dagopvangcentrum passeren kunnen zeer goed relativeren en ze zeggen bij zichzelf dat ze moeten overleden, zo goed en zo kwaad als het gaat. Zolang men zocht naar vaccins kon men persoonlijk immers niets anders doen dan afwachten.  Voor degenen die al een probleem hadden voor het virus erbij kwam, was het in de eerste plaats kwestie van het eerste probleem proberen op te lossen voor ze zich zorgen maken om het tweede.

Hoe hebt u de teams vrijwilligers beheerd? Hebt u veel aanbiedingen gekregen?

PDB: Aanvankelijk hadden we een dertigtal vrijwilligers, in de wereld pre-corona. We hebben er maar één of twee behouden. We hebben aan de vrijwilligers moeten vragen om niet te komen. En er zijn altijd mensen die aanbieden om als vrijwilliger te komen helpen, maar we hebben die niet kunnen aannemen. In de eerste golf, nu is het veel minder aanwezig, was er een golf van solidariteit, de mensen willen meteen iets doen. We krijgen telefoontjes, giften, mensen wilden echt iets doen.

K: Er waren ook gewoon mensen die voorbij het Centrum kwamen, niet wisten was het was en die informatie kwamen vragen. Wanneer we het hen uitlegden, wandelden ze een blokje om en kwamen ze terug met een zakje voedingswaren omdat ze hadden gezien dat we iets te kort hadden. Dat was van ganser harte. Op een bepaald moment was die file mensen het enige wat er op straat te zien was. Het hele voorplein was leeg.

Hoe is de situatie geëvolueerd?

PDB: Tijdens die drie maanden hebben we de hygiëne- en controlemaatregelen aangescherpt, we hebben bepaalde maatregelen versoepeld maar we droegen overalls. Na de tweede lockdown hebben we gevochten om open te mogen blijven, en we hebben een als afwijking bekomen dat er 10 mensen tegelijk binnen en 3 in het salon mochten zijn.  Een jaar na het begin van de eerste lockdown, zitten we vast in dat ritme. Maar aangezien we de maaltijden in shiften organiseren, ontstaat er heel natuurlijk een doorschuifsysteem en kunnen we op een dag tijd heel wat mensen ontvangen.

Werd er meer voedsel ingezameld?

PDB: Dat is ontploft! Kort voor de corona-crisis hadden we een nieuwe bron voor de voedselinzameling. Met de stijging van het aantal bezoekers hebben we ingezien hoé ernstig de situatie was en hebben we alles in het werk gesteld om nieuwe bronnen te vinden. Door de solidariteit zijn we momenteel onafhankelijker, het gebeurt dat we soms maar heel weinig moeten aankopen voor het dagcentrum, de andere huizen geven minder uit aan voedingswaren, en zo zijn we in het LOCO-project kunnen stappen, een project voor collaboratieve logistiek waar ik sterk in geloof. We zijn een van de grootste organisatie geworden, en dankzij onze voedselinzameling kunnen we 5 of 6 andere organisaties bevoorraden. Nu kunnen wij geven, maar als er op een bepaald moment te weinig is, zal er een wederkerigheid ontstaan.

Welke indruk heeft deze periode op u achtergelaten? 

K: Ik heb persoonlijk echt beseft dat de daklozen echt vergeten konden worden als we niet genoeg over hun situatie spreken. Zo zou ik 2020 samenvatten. Namelijk als we niet voldoende communiceren over wat die mensen daar doormaken en meemaken, dan gaat men - zodra er iets verandert zoals dat het geval was met de corona-crisis - hen vergeten totdat de mensen spreken over hen en over het werk dat verricht is om hen te helpen.

Sinds oktober 2020 vangt het Dagopvangcentrum 10 personen tegelijkertijd per dienst ontvangen. Het doorschuiven blijft belangrijk; het is ook een manier voor onze teams om te zorgen dat elke dag opnieuw zo veel mogelijk mensen gebruik kunnen maken van onze diensten. Op jaarbasis mogen we fier melden dat de voedselinzameling met 50% gestegen is tegenover 2019, namelijk 150 ton. Het volume van de voedselinzameling blijft op het niveau dat we tijdens de eerste lockdown hadden, waardoor we de meeste maaltijden van ‘t Eilandje kunnen bereiden en kunnen blijven doorgeven aan andere organisaties.

De Kart #1 Dakloze vrouwen 1024 576 L'Ilot

De Kart #1 Dakloze vrouwen

Dakloze vrouwen begeleid je anders dan dakloze mannen. Hun levensweg verloopt anders en ze hebben specifieke behoeften en verwachtingen; dat maakt dat de aanpak die we ontwikkelen en de instrumenten die we tot hun beschikking stellen, ook anders moeten zijn.

Momenteel moeten we binnen de sector van de hulp aan thuislozen vaststellen dat dit niet (voldoende) het geval is. Ook bij ‘t Eilandje is dat zo.

Nadat de sector decennialang eendienstenaanbod heeft uitgebouwd om een antwoord te bieden op een vraag van vooral alleenstaande mannen, heeft de sector van de hulp aan daklozen het moeilijk gehad - en nog steeds - om de evolutie van het publiek te volgen. De voorbije jaren blijkt uit de tellingen van de daklozen in het Brussels gewest (in de andere gewesten gebeuren dergelijke tellingen niet maar de waarnemingen op het terrein wijzen erop dat de tendensen dezelfde zijn) dat steeds meer vrouwen en gezinnen (vooral alleenstaande moeders) dakloos worden.

En op zich mag dat niet verbazen: alle studies en statistieken tonen aan dat de socio-economische situatie van vrouwen globaal minder goed is dan die van mannen en dat de kansarmoede, die elk jaar scherper wordt en zeker nog erger zal worden tot we uit de huidige gezondheidscrisis zullen zijn, vrouwen zwaarder raakt dan mannen, ongeacht de fase van het leven.

Werkgelegenheid, gezondheid, huisvesting, pensioenen, justitie, work-life balance, plaats in de openbare ruimte, enz. ... De verscheidene redenen voor de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen zijn ondertussen afdoende gekend en gedocumenteerd. De concrete oplossingen om die ongelijkheden uit te wissen volstaan niet, de politieke wil om ze te financieren is niet ambitieus genoeg, de mentaliteit is niet noodzakelijk rijp om ze te aanvaarden.

Onze sector vormt daarop jammer genoeg geen uitzondering: de onthaalinfrastructuren zijn niet of nauwelijks aangepast aan vrouwen, de bestaande instrumenten zijn niet geschikt, er wordt niet afdoende onderkend wat er met vrouwenrechten samenhangt, er zijn onvoldoende plaatsen specifiek op gericht om naar hen te luisteren, de psychosociale teams zijn niet opgeleid voor de problematiek van (gekruiste) genderdiscriminatie, er zijn geen kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over de realiteit van het traject dat vrouwen doorlopen. Allemaal elementen die de invoering van een kwalitatieve, waardige, respectvolle opvang belemmeren, een opvang die specifiek is uitgewerkt voor en met vrouwen die dakloos zijn of dreigen het te worden.

‘t Eilandje wil verder gaan dan de projecten die in het verleden al werden opgestart en die de eerste bouwstenen van dit nieuwe bouwwerk vormen, wil de uitdaging aangaan van een kwalitatieve opvang die gebaseerd is op een globale, respectvolle benadering van de vrouwenrechten en die gericht is op de ontvoogding van vrouwen.

Dat vraagt dat we al onze praktijken in vraag stellen, anders kijken en de mouwen oprollen om iedereen te overtuigen die in deze nieuwe uitdaging onze beste bondgenoot zal worden.

We rekenen op ieder van u.

 

Ariane Dierickx,

Algemeen Directrice van ‘t Eilandje

KOUDEGOLF: WANNEER URGENTIE CHRONISCH WORDT 720 405 L'Ilot

KOUDEGOLF: WANNEER URGENTIE CHRONISCH WORDT

 

De grote koudegolf die over België trekt is dodelijk gevaarlijk voor wie op straat leeft. Bij dat gevaar komen in 2021 als bonus nog ‘ns alle moeilijkheden die met de Corona-crisis samenhangen, zoals de beperking van het aantal plaatsen in de dagopvangcentra; Dat komt door de maatregelen, en maakt dat de mogelijkheden om zich overdag op een veilige plaats te komen opwarmen, flink slinkt.

Als we willen vermijden dat er vandaag mensen op straat steven, moeten we vandaag in actie komen.

‘T Eilandje mobiliseert zich samen met de partners uit de sector om aan die urgentie situatie het hoofd te bieden, en onderneemt de volgende acties:

  • Ons dagopvangcentrum heeft zijn openingsuren uitgebreid zodat mensen langer in de warmte kunnen blijven zitten, met een ruimer en gratis aanbod warme dranken en maaltijden.
  • We hebben hotels gecontacteerd die bereid waren om daklozen onderdak te bieden.
  • We werken nauw samen met onze partners uit de sector om zoveel mogelijk mensen naar tijdelijke opvangplaatsen of crisisopvang door te verwijzen.
  • We forceren de muren om zoveel mogelijk mensen op te vangen in onze diverse tijdelijke opvangplaatsen.

Die oplossingen zijn, net zoals alle noodmaatregelen, noodzakelijk om nu mensenlevens te redden.

Ondanks die tijdelijke oplossingen lossen het eigenlijke probleem niet op, namelijk het probleem van de dakloosheid in ons land. Wanneer het weer wat warmer wordt, zijn de daklozen nog steeds niet veilig onderdak. Zodra die koudegolf voorbij is, zal het de échte urgentie worden om voldoende middelen vrij te maken om meer waardige en blijvende oplossingen te ontwikkelen en te zorgen dat eenieder een behoorlijk dak boven zijn hoofd heeft waar hij of zij in waardige omstandigheden kan wonen. Die maken dat bij ons in België, een koudegolf geen synoniem is van gevaar voor mensenlevens.

Er zijn flink wat krachtlijnen in ons werk en die vullen elkaar ook aan; er moet dus globaal over nagedacht worden en ze moeten onderling verbonden zijn, waarbij alle actoren uit de sector van de hulp aan daklozen betrokken worden.

  • Noodhulp moet noodhulp blijven. Noodhulp is noodzakelijk; daarmee kunnen we levens redden. Maar momenteel leiden die oplossingen niet tot een volledige aanpak waarmee iemand kan worden begeleid naar een woning en een levensproject met respect voor zijn waardigheid.
  • Preventie: de beste manier om van de straat weg te raken, is zorgen dat je er nooit belandt. Dat vereist een ambitieus preventiebeleid om de allerzwaksten te helpen om in een woning te blijven en om zich er stabiel te vestigen. In deze economische crisis na Corona, die maat dat het risico op armoede en dakloosheid groter wordt, moet dat aspect absoluut worden versterkt door voorrang te geven aan intersectorale benaderingen.
  • Huisvesting: men weet het, men roept het al jarenlang: er zijn niet genoeg woningen voor een betaalbare prijs beschikbaar in Brussel.. Men moet absoluut nieuwe, behaalbare woonoplossingen ontwikkelen die waardig en blijvend zijn, om het beschikbare aanbod groter te maken en om rekening te houden met de uiteenlopende situaties en levenslopen van mensen.
  • Begeleiding met respect voor de specifieke noden van mensen: huisvesting is een noodzakelijk beginpunt, maar geen eindpunt, om te zorgen dat mensen een waardig leven kunnen opbouwen. Zodra mensen opnieuw een woning hebben, moeten ze globaal thuis kunnen begeleid worden om mentaal en/of lichamelijk weer ‘op hun pootjes te vallen’, zich administratief verder in orde brengen, een financiële stabiliteit terugvinden, enz.

Al die elementen zijn belangrijk, meer dan ooit, en lopen door elkaar.  Omdat het aantal daklozen blijft stijgen, omdat de coronacrisis nieuwe groepen van de bevolking verzwakt, zoals we bij ‘t Eilandje jammer genoeg zien gebeuren.

Samen kunnen we beslissen om daar het hoofd aan te bieden en de middelen in te zetten waarmee dakloosheid in ons land verdwijnt, zodat iedereen - met respect voor zijn waardigheid - zijn leven kan uitbouwen.

Urgentie koudegolf 720 480 L'Ilot

Urgentie koudegolf

De grote koudegolf die over België trekt is dodelijk gevaarlijk voor wie op straat leeft. Bij dat gevaar komen in 2021 als bonus nog ‘ns alle moeilijkheden die met de Corona-crisis samenhangen, zoals de beperking van het aantal plaatsen in de dagopvangcentra. Dat komt door de maatregelen, en maakt dat de mogelijkheden om zich overdag op een veilige plaats te komen opwarmen, flink slinkt.

Als we willen vermijden dat er vandaag mensen op straat steven, moeten we in actie komen.

‘T Eilandje mobiliseert zich samen met de partners uit de sector om aan die urgentie situatie het hoofd te bieden, en onderneemt de volgende acties:

  • Ons dagopvangcentrum heeft zijn openingsuren uitgebreid zodat mensen langer in de warmte kunnen blijven zitten, met een ruimer en gratis aanbod warme dranken en maaltijden.
  • We hebben hotels gecontacteerd die bereid waren om daklozen onderdak te bieden.
  • We werken nauw samen met onze partners uit de sector om zoveel mogelijk mensen naar tijdelijke opvangplaatsen of crisisopvang door te verwijzen..
  • We forceren de muren om zoveel mogelijk mensen op te vangen in onze diverse tijdelijke opvangplaatsen.

Die oplossingen zijn, net zoals alle noodmaatregelen, noodzakelijk om nu mensenlevens te redden. Nu en vandaag.

Maar die oplissingen hebben ook een aanzienlijke kost.

Doe dringend een gift ten gunste van de mensen die in deze koudegolf het allerzwakste staan: 20, 40 of 60 euro maakt het verschil!

Urgentie tweede golf: laatste kans voor daklozen! 1024 680 L'Ilot

Urgentie tweede golf: laatste kans voor daklozen!

De aankondiging sloeg in als een bom: het hele land gaat weer op slot.

Maatschappelijk is dat rampzalig. Probeer het u voor in te beelden, al is het maar voor één minuut: degenen die er niet op voorbereid zijn en die nu alles gaan verliezen.

Zoals Sophie, studente die in een kledingwinkel werkte om haar ouders (die het zelf ook moeilijk hebben) om haar studies te betalen. Hoe gaat ze nu haar studentenkot en haar eten betalen?

Zoals Daan, die een restaurant werkt, die de gevolgen heeft gevoeld van de sluiting in de eerste lockdown, die zoveel had geïnvesteerd in materiaal om zijn restaurant uit te rusten (professionele oven en frituurinstallatie, gloednieuw meubilair, enz.) en daarna om het aan de corona-maatregelen aan te passen (plexiglaswanden, alcoholgel, enz.).  Al die investeringen… vergeefs.

Zoals Florence, een jonge vrouw die al haar spaargeld had gebruikt om een kapsalon te openen en die nu alles verliest. Ze woont alleen met haar dochtertje van twee, ze weet niet hoe ze die de volgende maand eten gaat kunnen geven en hoe ze de gas- en elektriciteitsrekening gaat betalen.

Laat ons – nu ieder van ons aan de eindejaarsfeesten denkt – denken aan degene die voor onze deur zullen moeten slapen.

Aan degenen die met deze tweede lockdown hun woning gaan verliezen en die  geen ‘kot’ meer hebben om in te blijven.

Aan degenen die van de ene dag op de andere alles hebben verloren en die moeten even hard tegen het virus als tegen de honger en koude moeten vechten.

Een gift van 20, 40 of 60 euro vormt al een onmisbare steun voor het behoud van onze centra en diensten, ten bate van de allerarmsten.  Met uw steun kunnen we Sophie, Daan of Florence opvangen en hen een maaltijd, een douche, een koffie of een tijdelijk onderdak bieden.

Dank u om hen te helpen in deze uitzonderlijke crisissituatie. En dank vooral, in hun naam, voor wat u concreet doet.

Als u in totaal 40 euro of meer schenkt, dan sturen we u in maart 2021 een fiscaal attest.

U geniet een uitzonderlijke fiscale korting van 60% van het totaal van uw giften in het kalenderjaar 2020 (volgens de voorwaarden voorzien in artikel 145/33 van het WIB 1992).

Urgentie tweede golf: laatste kans voor daklozen! 1024 680 L'Ilot

Urgentie tweede golf: laatste kans voor daklozen!

De aankondiging sloeg in als een bom: het hele land gaat weer op slot.

Maatschappelijk is dat rampzalig. Probeer het u voor in te beelden, al is het maar voor één minuut: degenen die er niet op voorbereid zijn en die nu alles gaan verliezen.

Zoals Sophie, studente die in een kledingwinkel werkte om haar ouders (die het zelf ook moeilijk hebben) om haar studies te betalen. Hoe gaat ze nu haar studentenkot en haar eten betalen?

Zoals Daan, die een restaurant werkt, die de gevolgen heeft gevoeld van de sluiting in de eerste lockdown, die zoveel had geïnvesteerd in materiaal om zijn restaurant uit te rusten (professionele oven en frituurinstallatie, gloednieuw meubilair, enz.) en daarna om het aan de corona-maatregelen aan te passen (plexiglaswanden, alcoholgel, enz.).  Al die investeringen… vergeefs.

Zoals Florence, een jonge vrouw die al haar spaargeld had gebruikt om een kapsalon te openen en die nu alles verliest. Ze woont alleen met haar dochtertje van twee, ze weet niet hoe ze die de volgende maand eten gaat kunnen geven en hoe ze de gas- en elektriciteitsrekening gaat betalen.

Laat ons – nu ieder van ons aan de eindejaarsfeesten denkt – denken aan degene die voor onze deur zullen moeten slapen.

Aan degenen die met deze tweede lockdown hun woning gaan verliezen en die  geen ‘kot’ meer hebben om in te blijven.

Aan degenen die van de ene dag op de andere alles hebben verloren en die moeten even hard tegen het virus als tegen de honger en koude moeten vechten.

Een gift van 20, 40 of 60 euro vormt al een onmisbare steun voor het behoud van onze centra en diensten, ten bate van de allerarmsten.  Met uw steun kunnen we Sophie, Daan of Florence opvangen en hen een maaltijd, een douche, een koffie of een tijdelijk onderdak bieden.

Dank u om hen te helpen in deze uitzonderlijke crisissituatie. En dank vooral, in hun naam, voor wat u concreet doet.

Als u in totaal 40 euro of meer schenkt, dan sturen we u in maart 2021 een fiscaal attest.

U geniet een uitzonderlijke fiscale korting van 60% van het totaal van uw giften in het kalenderjaar 2020 (volgens de voorwaarden voorzien in artikel 145/33 van het WIB 1992).