fbpx
  • 10 oktober 2024

Kart #9 Kwetsbare werknemers | Interview met Philippe Defeyt “Is het normaal dat werknemers uitgebuit worden?”

Kart #9 Kwetsbare werknemers | Interview met Philippe Defeyt “Is het normaal dat werknemers uitgebuit worden?”

Kart #9 Kwetsbare werknemers | Interview met Philippe Defeyt “Is het normaal dat werknemers uitgebuit worden?” 1024 576 L'Ilot

Fragment uit het stripverhaal met Abdel de Bruxelles "Een klein expresso zonder suiker", die het leven volgt van Steph’, een zelfstandige man die ondanks zijn werk financieel niet meer rond kan komen.

Deze econoom en voormalig voorzitter van het OCMW van Namen, werpt een kritische blik op de toenemende onzekerheid van werknemers in België. Geconfronteerd
met een systeem dat slecht aansluit bij de nieuwe realiteit van werk, stelt hij de huidige instrumenten voor het meten van armoede in vraag en stelt hij structurele hervormingen voor.

De relevantie van de armoede-indicatoren is relatief

Voor Philippe Defeyt moeten we de manier waarop we armoede meten, dringend herzien. “Het armoedecijfer zoals dat vandaag de dag wordt berekend, op basis van het mediane inkomen, weerspiegelt niet de realiteit zoals die door veel mensen wordt ervaren. Iemand kan niet langer arm zijn volgens de statistieken maar nog steeds in precaire omstandigheden leven, of omgekeerd arm zijn volgens de indicator maar profiteren van een breed scala aan materiële hulpmiddelen (sociale huisvesting, gratis reizen, sociale gastarieven, enz.) die feitelijk tegen armoede beschermen.”

De armoede-indicator negeert factoren zoals een te hoge schuldenlast en gezondheidsgerelateerde kosten, die een directe impact hebben op de levensstandaard. Philippe Defeyt pleit voor indicatoren die rekening houden met de reële uitgaven die nodig zijn om een menswaardig leven te leiden. “Als in Wallonië alle mensen die in armoede leven morgen toegang zouden hebben tot sociale huisvesting, hun schulden kwijtgescholden zouden krijgen en gratis maaltijden zouden krijgen, zou het armoedecijfer zoals het vandaag gemeten wordt ongewijzigd blijven, omdat het enkel gebaseerd is op inkomen !”

Hij bespreekt ook de evolutie van definities van armoede, die politieke keuzes blijven die geworteld zijn in hun tijd: “Toen Europa besliste dat iemand als arm werd beschouwd als hij of zij niet 60% van het mediaan inkomen bereikte - terwijl de norm tot dan toe in België 50% van het mediaan inkomen was - verdubbelde het armoedecijfer in ons land bijna, van 7% naar 15% ! Wat we vandaag nodig hebben zijn indicatoren die de echte levensstandaard weerspiegelen, niet alleen inkomens.”

Arme werknemers en het risico op dakloosheid

Philippe Defeyt waarschuwt ervoor om werknemers in onzekere statuten, niet op één hoop te gooien. “Zeggen dat een werknemer arm is alleen omdat hij een laag loon heeft, vertroebelt het beeld. Wat telt is het huishouden waarin hij leeft: hetzelfde salaris als je alleenstaand bent of als je drie personen ten laste hebt, is niet hetzelfde.”

Door de instabiliteit van contracten (uitzendwerk, contracten van bepaalde duur, flexijobs) lopen werknemers een groter risico op baanonzekerheid. “Hoe gefragmenteerder het inkomen, hoe groter het risico om een werkende arme te worden. En als die mensen hun job verliezen, lopen ze het risico dat ze nooit de quota halen die nodig zijn om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering. De wetgeving is gewoon niet aangepast aan hun situatie.”

We mogen niet vergeten dat jobonzekerheid ook een genderdimensie heeft: er zitten meer vrouwen dan mannen in deeltijdse jobs en contracten van bepaalde duur. “Vandaag de dag leven we in een maatschappij waarin sommige mensen 6.000 euro pensioen ontvangen terwijl anderen, vaak vrouwen, het moeten doen met minder dan 800 euro per maand. Dat kan je toch niet verdedigen.”

Philippe Defeyt is ook bezorgd over de toename van dakloosheid, vooral in Brussel. “De situatie verslechtert, en niet alleen door mensen zonder papieren. Zelfs als je hen niet meerekent in de cijfers, neemt het aantal daklozen toe. Achter deze realiteit gaat vaak een levenstraject schuil dat gekenmerkt wordt door geestelijke gezondheidsproblemen die hun bestaansonzekerheid nog vergroten.” Hij wijst erop dat voor sommige mensen programma’s zoals «Housing First» (die stabiele huisvesting bieden voordat andere hulp wordt geboden) goed werken, maar dat dit geen universele oplossing is en benadrukt het belang van het opnieuw opbouwen van een sociaal netwerk rondom de persoon (red: zoals de S.Ac.A.Do., de dienst Thuisbegeleiding van ‘t Eilandje, doet).