Dagopvangcentrum: terugblik op een aanpassing op lange termijn
Wie onzichtbaar was, werd in 2020 zichtbaar. Toen alle terrassen en de wandelaars van het Sint-Gillisvoorplein in Brussel weg waren, bleef enkel de lange rij wachtenden aan het sociaal restaurant van ‘t Eilandje over. Het team van ‘t Eilandje heeft getoond dat het zich steeds opnieuw kon aanpassen om het hoofd te bieden aan deze ongeziene situatie.
Een gesprek met Philip de Buck, directeur van het dagopvangcentrum van ‘t Eilandje, en Kasole, vrijwilliger in het dagopvangcentrum.
Hoe lang heb je nodig gehad om te reageren toen de eerste lockdown werd aangekondigd?
Philip De Buck: Een dag.
Kasole: We waren wat verrast.
PDB: We hebben de deur van de ene dag op de andere gesloten en hebben meteen alles herbekeken. We hebben aan een nieuwe werkwijze opgezet, en dat betekende dat we in eerste instantie enkel maaltijden bedeelden aan de deur. Het maatschappelijk werk hebben we wel volledig moeten stopzetten. Twee weken na het begin van de lockdown en van de maaltijdbedeling aan de deur, hebben we bij de gemeente en het OCMW aan de alarmbel getrokken, en die hebben straathoekwerkers gestuurd. We probeerden zo goed en zo kwaad als het ging om maatschappelijk werk te doen, maar het was schier onmogelijk: er was geen telefoon meer, alle sociale diensten en het OCMW waren gesloten ... We zijn van 45 maaltijden per dag naar 100 en soms zelfs naar 200 gegaan voor een groep die we niet op dezelfde manier kunnen identificeren als nu. Normaal gezien komen mensen naar het onthaal waar ze hun lidkaart tonen. Dan weten we dat ze dakloos zijn en aan de voorwaarden voldoen om van ons centrum gebruik te maken. Dat ging niet meer: we kregen mensen aan de deur die ons zeiden dat ze in de ellende zaten en de rijen werden steeds langer. Kasole was de eerste die de bekende anti-corona outfit heeft aangetrokken.
Hoe hebt u de bedelingen georganiseerd?
K: Met take-out formules moesten we alles in zakken stoppen: soep, dessert, voorgerecht, ... En de hele installatie buiten moest opgesteld worden. En enkel tegen de middag, wanneer we met de bedeling begonnen, moesten we klaar staan, om de mensen te vragen hun handen te ontsmetten en de hygiëneregels na te leven en om met het team het goede verloop van de verdeling op te volgen.
Van de ene dag op de andere hadden jullie geen moment meer om tijd door te brengen met de gebruikers. Hebben jullie specifieke moeilijkheden ervaren?
K: Er waren veel mensen die we niet kenden. Er soms was er ook de taalbarrière, en dan was het moeilijk om met die mensen te spreken. Soms liep de spanning op omdat mensen in de rij honger hadden. Dat maakte het moeilijk om zo’n groep te sturen.
PDB: Bij de aankondiging van de eerste lockdown moet je beseffen dat ervoor de daklozen ook geen horeca meer open is waar ze naar het toilet kunnen gaan, dat ze niet meer konden bedelen op straat, er werd zelfs gesproken op het schrappen van alle cash geld. De mensen konden ook niet meer zomaar in een park gaan zitten, en men vroeg hen om ‘thuis te blijven’. Men had totaal niet aan hen gedacht. Er was een ontzettend gevoel van paniek en verlatenheid. Dat hebben we heel sterk gevoeld. Dat had ook een weerslag op het team. Kasole kan daarvan meespreken; hij heeft meteen de handen uit de mouwen gestoken, gelukkig maar! Soms kwamen we met 3 of 4 samen om het centrum draaiende te houden; dat was intens. We hebben een hele werkwijze moeten opstellen. Na een week hebben we een werkwijze uitgeschreven, maar die zijn we voortdurend blijven aanpassen. Ik denk dat de werkwijze op een jaar tijd wel drie keer ingrijpend is omgegooid voor de hele structuur. De kleine ingrepen bij de eerste etappe waren dat we het eten buiten uitdeelden, dat er dranghekken, grondmarkeringen en een installatie stonden om buiten zijn handen te kunnen wassen. Sommige mensen hadden zelfs geen water meer om zich te wassen.
Hebben veel nieuwe mensen zich aangemeld voor de voedselbedelingen?
K: De mensen mochten niet meer in het dagopvangcentrum binnen, dus verliep alles buiten. We hebben mensen gezien die inderdaad niet tot ons gebruikelijke publiek behoren. Van bij de start beseften we dat de gebruikelijke aantallen maaltijden duidelijk niet volstonden.
PDB: De voorwaarden om van het Dagopvangcentrum gebruik te maken stellen dat iemand dakloos moet zijn. Om dat na te kijken, moeten we kijken met wie we te maken hebben, en daarvoor hebben we aan de ingang een onthaal waar mensen zich inschrijven en een lidkaart krijgen die vermeldt dat ze aan de toelatingsvoorwaarden voldoen. Als er geen onthaal meer is en alles op straat gebeurt, weten we niet met wie we te maken hebben. We gaan ook geen triage houden op straat. De sfeer was behoorlijk gespannen. We hebben het aantal maaltijden opgetrokken. Op een bepaald moment maakten we er 120 en hielden we een beetje opzij, en wanneer iedereen weg was, deelden we dat uit aan wie nog niets had gekregen. Elke dag deelden we 80 broodjes meer uit voor ‘s avonds. Op en bepaald moment was er geen andere mogelijkheid om aan eten te raken: andere diensten zijn pas weken later weer opgestart. Er waren her en der ook veel burgerinitiatieven, restauranthouders die zijn beginnen koken voor mensen op straat.
K: We konden de mensen niet aan hun lot overlaten.
PDB: De statistieken tonen niet wanneer de meeste mensen komen, wanneer de vraag het grootst is. We hebben de omvang van het werk niet kunnen meten omdat de mensen niet via het onthaal gingen. Waarschijnlijk hebben we mensen gezien die niet dakloos waren, maar die plots geen job, geen cent meer hadden. Sommigen zijn niet altijd niet van die klap bekomen. De laatste telling toont een stijging van het aantal daklozen in Brussel. We hebben, met name in samenwerking met de hotels, de capaciteit kunnen optrekken om meer daklozen op te vangen, maar het aantal mensen op straat daalt niet, dus is er een probleem.
Heeft iedereen zich moeten aanpassen?
PDB: Voor het team maatschappelijk werkers was dit het moeilijkste. Meestal gebeurt het maatschappelijk werk in een kantoor, je bent met mensen bezig, je probeert dossier in orde te krijgen, maar het OCMW, de gemeentediensten, de banken etc, opeens is alles dicht, je krijgt niets meer op orde. Het enige waar we mee bezig konden zijn, dat waren de eerstelijnsdiensten. Het team maatschappelijk werkers werd daar ingezet en sommige hadden zich hun werk nooit zo voorgesteld, en waren ietwat ontmoedigd, en daar komt bij de situatie op zich tot heel veel rust en angst heeft geleid. Uiteindelijk put deze crisis ons onvermijdelijk uit. Onze gebruikers hadden minder schrik van Corona dan de teams.
Hoe komt dat?
K: Op een dag werd een van de gebruikers geïnterviewd in de media en die zei: “ik kan kiezen: sterven van de honger of sterven aan Corona”. Deze zin vat het eigenlijk heel goed samen. Schrik is niet echt nieuw voor onze gebruikers. De mensen die via het Dagopvangcentrum passeren kunnen zeer goed relativeren en ze zeggen bij zichzelf dat ze moeten overleden, zo goed en zo kwaad als het gaat. Zolang men zocht naar vaccins kon men persoonlijk immers niets anders doen dan afwachten. Voor degenen die al een probleem hadden voor het virus erbij kwam, was het in de eerste plaats kwestie van het eerste probleem proberen op te lossen voor ze zich zorgen maken om het tweede.
Hoe hebt u de teams vrijwilligers beheerd? Hebt u veel aanbiedingen gekregen?
PDB: Aanvankelijk hadden we een dertigtal vrijwilligers, in de wereld pre-corona. We hebben er maar één of twee behouden. We hebben aan de vrijwilligers moeten vragen om niet te komen. En er zijn altijd mensen die aanbieden om als vrijwilliger te komen helpen, maar we hebben die niet kunnen aannemen. In de eerste golf, nu is het veel minder aanwezig, was er een golf van solidariteit, de mensen willen meteen iets doen. We krijgen telefoontjes, giften, mensen wilden echt iets doen.
K: Er waren ook gewoon mensen die voorbij het Centrum kwamen, niet wisten was het was en die informatie kwamen vragen. Wanneer we het hen uitlegden, wandelden ze een blokje om en kwamen ze terug met een zakje voedingswaren omdat ze hadden gezien dat we iets te kort hadden. Dat was van ganser harte. Op een bepaald moment was die file mensen het enige wat er op straat te zien was. Het hele voorplein was leeg.
Hoe is de situatie geëvolueerd?
PDB: Tijdens die drie maanden hebben we de hygiëne- en controlemaatregelen aangescherpt, we hebben bepaalde maatregelen versoepeld maar we droegen overalls. Na de tweede lockdown hebben we gevochten om open te mogen blijven, en we hebben een als afwijking bekomen dat er 10 mensen tegelijk binnen en 3 in het salon mochten zijn. Een jaar na het begin van de eerste lockdown, zitten we vast in dat ritme. Maar aangezien we de maaltijden in shiften organiseren, ontstaat er heel natuurlijk een doorschuifsysteem en kunnen we op een dag tijd heel wat mensen ontvangen.
Werd er meer voedsel ingezameld?
PDB: Dat is ontploft! Kort voor de corona-crisis hadden we een nieuwe bron voor de voedselinzameling. Met de stijging van het aantal bezoekers hebben we ingezien hoé ernstig de situatie was en hebben we alles in het werk gesteld om nieuwe bronnen te vinden. Door de solidariteit zijn we momenteel onafhankelijker, het gebeurt dat we soms maar heel weinig moeten aankopen voor het dagcentrum, de andere huizen geven minder uit aan voedingswaren, en zo zijn we in het LOCO-project kunnen stappen, een project voor collaboratieve logistiek waar ik sterk in geloof. We zijn een van de grootste organisatie geworden, en dankzij onze voedselinzameling kunnen we 5 of 6 andere organisaties bevoorraden. Nu kunnen wij geven, maar als er op een bepaald moment te weinig is, zal er een wederkerigheid ontstaan.
Welke indruk heeft deze periode op u achtergelaten?
K: Ik heb persoonlijk echt beseft dat de daklozen echt vergeten konden worden als we niet genoeg over hun situatie spreken. Zo zou ik 2020 samenvatten. Namelijk als we niet voldoende communiceren over wat die mensen daar doormaken en meemaken, dan gaat men - zodra er iets verandert zoals dat het geval was met de corona-crisis - hen vergeten totdat de mensen spreken over hen en over het werk dat verricht is om hen te helpen.
Sinds oktober 2020 vangt het Dagopvangcentrum 10 personen tegelijkertijd per dienst ontvangen. Het doorschuiven blijft belangrijk; het is ook een manier voor onze teams om te zorgen dat elke dag opnieuw zo veel mogelijk mensen gebruik kunnen maken van onze diensten. Op jaarbasis mogen we fier melden dat de voedselinzameling met 50% gestegen is tegenover 2019, namelijk 150 ton. Het volume van de voedselinzameling blijft op het niveau dat we tijdens de eerste lockdown hadden, waardoor we de meeste maaltijden van ‘t Eilandje kunnen bereiden en kunnen blijven doorgeven aan andere organisaties.